Beroep op ervaring / referenties van onderaannemer

expertise:

Competition & Regulatory

newsletter:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

This field is for validation purposes and should be left unchanged.

03 April 2011

De gemeente Delfzijl heeft de levering en uitzetting van minicontainers voor de inzameling van restafval door middel van een (Europese) openbare procedure aanbesteed. Gunningscriterium is de laagste prijs. Op de aanbesteding heeft een aantal partijen ingeschreven, waaronder DVL en Engels. De gemeente is voornemens de opdracht te gunnen aan Engels. DVL is van mening dat de opdracht niet aan Engels kan worden gegund, omdat de uitzetting in een van de twee door Engels opgegeven referentieopdrachten door een derde is uitgevoerd, welke derde niet bij de onderhavige aanbesteding wordt ingeschakeld.    

Het betreft hier een referentie welke niet door Engels zelf, maar door Weber is uitgevoerd. Vaststaat dat de bij deze opdracht verrichte uitzettingswerkzaamheden niet door Weber zelf, maar door een door haar ingezette onderaannemer, Mo Wa, zijn uitgevoerd. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Groningen werd op 28 september jl. voor de vraag gesteld of de ervaring van Mo Wa bij de onderhavige aanbesteding aan Weber kan worden toegerekend, zodat Weber, zonder Mo Wa bij deze aanbesteding in te schakelen als onderaannemer, ter zake van deze aanbesteding kan worden geacht voldoende relevante ervaring te hebben en daardoor voldoet aan de gestelde bekwaamheidseisen.

De gemeente heeft in het kader van deze vraag de stelling ingenomen dat de ervaring van Mo Wa aan Weber kan worden toegerekend, omdat de werkzaamheden van Mo Wa destijds werden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid en leiding van Weber. Aldus zou het niet noodzakelijk zijn dat Mo Wa daadwerkelijk wordt ingezet bij de onderhavige opdracht. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de door de gemeente gehanteerde ruime uitleg van toerekening van ervaring in de gegeven omstandigheden niet in overeenstemming met de jurisprudentie op dit gebied. Deze is immers, mede gelet op de beginselen van gelijke behandeling en transparantie, bedoeld om de aanbestedende dienst te verzekeren van de feitelijke inzet van de bekwaamheid waarop de inschrijver zich – al dan niet met hulp van derden – beroept. Het betoog van de gemeente gaat ervan uit dat een aannemer die bij een eerdere (aanbestedings)opdracht middelen en vaardigheden van derden heeft ingezet bij de uitvoering van die opdracht, zich nadien zonder meer kan beroepen op ‘eigen bekwaamheid’ om de werkzaamheden die bij die eerdere opdracht door de derde/onderaannemer zijn uitgevoerd, bij een volgende opdracht – zonder enige hulp van die derde – zelf uit te voeren.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit ten onrechte, nu niet met (voldoende) zekerheid kan worden gesteld dat een betrokken partij ook daadwerkelijk over de bekwaamheid beschikt die noodzakelijk is om de te verrichten werkzaamheden te verrichten. Een en ander leidt tot het oordeel dat Engels zich bij de inschrijving ten onrechte heeft beroepen op de door Weber uitgevoerde opdracht. Dit brengt vervolgens met zich dat – bij gebreke aan voldoende referentiewerken – de inschrijving van Engels niet voldoet aan het bepaalde in het aanbestedingsdocument en om die reden ongeldig verklaard had moeten worden. Het door DVL gevorderde gebod om de inschrijving van Engels ongeldig te verklaren en de voorlopige gunning aan haar in te trekken, wordt toegewezen