Binnenkort: geschiktheidseis voor beleidsbepalers èn commissarissen bij financiële ondernemingen!

expertise:

Corporate law - M&A

newsletter:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

This field is for validation purposes and should be left unchanged.

17 August 2011

Eind mei 2011 is bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend waarmee de zogenaamde deskundigheidstoets voor dagelijks beleidsbepalers bij financiële ondernemingen wordt vervangen door een geschiktheidstoets. Met de vervanging van de deskundigheidseis door de geschiktheidseis wordt geen inhoudelijke verandering beoogd. Wel nieuw is dat het wetsvoorstel bepaalt dat buiten de dagelijks beleidsbepalers ook commissarissen getoetst moeten worden op geschiktheid. Gedachte is dat het wetsvoorstel per 1 januari 2012 in werking treedt. De belangrijkste punten op een rij waarbij eerst wordt ingegaan op het begrip deskundigheid.

De Wet op het financieel toezicht (Wft) bepaalt dat dagelijks beleidsbepalers bij financiële ondernemingen (kort gezegd ondernemingen die onder toezicht staan van de DNB/AFM) getoetst moeten worden op deskundigheid. Wat onder deskundigheid wordt verstaan is terug te vinden in de Beleidsregel deskundigheid 2011 van de beide toezichthouders DNB en AFM. De toezichthouders verstaan onder deskundigheid in ieder geval kennis, vaardigheden en professioneel gedrag onderverdeeld in 4 subonderwerpen: Ten eerste moet de beleidsbepaler deskundig zijn op het gebied van bestuur, organisatie en communicatie. Hier ligt dus de nadruk op de organisatorische kant waarbij gedacht moet worden aan het aansturen van processen maar ook het naleven en handhaven van algemeen aanvaarde sociale, ethische en professionele normen (waaronder in ieder geval de informatieverplichting jegens klanten en toezichthouder valt). Verder moet de dagelijks beleidsbepaler deskundig zijn op het gebied van de producten, diensten en markten waarop de financiële onderneming actief is. Dit betekent bepaalde kennis van de relevante wet- en regelgeving alsmede de daarbij behorende financiële en actuariële aspecten. Een ander element (dat steeds belangrijker wordt in het huidige compliance-tijdperk) is dat de beleidsbepaler deskundig moet zijn op het gebied van de beheerste en integere bedrijfsvoering. De toezichthouders wijzen in dat kader op deskundigheid inzake de administratieve organisatie en interne controle, de waarborging van deskundigheid en de vakbekwaamheid binnen de financiële onderneming maar ook de zorgvuldige behandeling van klanten en het daarmee gelieerde risicomanagement. Als vierde punt noemen de toezichthouders de deskundigheidseis op het gebied van de zogenaamde evenwichtige consistente besluitvoering. Structuur in de besluitvorming moet aanwezig zijn alsmede een bepaalde balans waarbij richtinggevend de belangen van klanten zijn alsmede de positie van andere stakeholders van de financiële onderneming. Bij het bepalen van de deskundigheid van een dagelijks beleidsbepaler wordt overigens altijd gekeken naar zowel de functie van de beleidsbepaler als ook het soort, omvang, complexiteit en het risicoprofiel van de financiële onderneming. De toezichthouders hebben een en ander nader geconcretiseerd door 16 te toetsen competenties te formuleren (zie bijlage bij de Beleidsregel deskundigheid 2011), zij het met de opmerking dat de lijst niet cumulatief en niet limitatief is.

Met het wetvoorstel moet de beleidsbepaler dus niet meer deskundig maar geschikt zijn. Met de nieuwe term is echter geen inhoudelijke wijziging beoogd zodat bovenstaande toetsingselementen ook voor de geschiktheidstoets gaan gelden. Met de introductie van de geschiktheidseis wordt namelijk beoogd aan te sluiten bij de ontwikkelingen in de maatschappij en in de praktijk waarbij steeds hogere eisen worden gesteld aan de deskundigheid van de dagelijks beleidsbepalers. Er zijn bijvoorbeeld situaties denkbaar waarbij een persoon over veel kennis beschikt maar zich niet professioneel gedraagt omdat hij bijvoorbeeld simpelweg te weinig tijd heeft vanwege (te) veel nevenfuncties en daardoor niet in staat is zijn functie van beleidsbepaler op een adequate wijze uit te oefenen. In dergelijke situaties kan beter de vraag worden gesteld of iemand wel of niet geschikt is dan de vraag of iemand deskundig is. Daarnaast merkt de minister op dat het (nieuwe) begrip “geschikt” beter laat zien dat de samenstelling van het beleidbepalende orgaan waarvan de getoetste persoon lid is of beoogt lid van te worden een element is dat bij de toetsing van die persoon betrokken moet worden. De individuele kennis en vaardigheden van de te toetsen persoon worden dan ook altijd door de toezichthouder beoordeeld in relatie met de kennis en vaardigheden van de andere (zittende) leden van het betrokken beleidbepalende orgaan.

Een belangrijke wijziging voor de praktijk is dat de deskundigheidseis, of beter gezegd de nieuwe geschiktheidseis straks (volgens de planning per 1 januari 2012) ook voor commissarissen gaat gelden. Gedachte achter de uitbreiding van de toets is dat commissarissen een belangrijke spelen rol bij de koers die de financiële onderneming vaart. De geschiktheidseis gaat zowel voor commissarissen als leden van raden van toezicht (of leden van een orgaan met een vergelijkbare taak) gelden. Uiteraard heeft de introductie van de geschiktheidstoets voor commissarissen praktisch gezien nogal wat voeten in de aarde nu de geschiktheidseis niet alleen geldt voor commissarissen die aantreden na de introductie van de geschiktheidstoets. Ook zittende commissarissen kunnen te maken krijgen met de geschiktheidstoets. De minister realiseert zich dat het onhaalbaar is om alle zittende commissarissen direct aan de toets te onderwerpen en stelt dan ook een ruime overgangsregeling voor. Concreet houdt dit in dat op 1 januari 2012 zittende commissarissen niet automatisch onderhevig zijn aan een geschiktheidstoets, tenzij er sprake is van herbenoeming. Dit betekent niet dat zij geheel buiten het zicht van de toezichthouder vallen. De AFM en DNB krijgen met betrekking tot deze groep commissarissen de bevoegdheid om, indien de relevante feiten of omstandigheden van het geval daar redelijke aanleiding toe geven, alsnog een onderzoek naar de geschiktheid van individuele commissarissen of raden van commissarissen in te stellen.

Het is uiteraard nog afwachten of de inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2012 gehaald kan worden. In ieder geval is duidelijk dat de discussie loopt in hoeverre ook commissarissen meer onder het toezicht van de AFM en DNB gaan vallen. Wordt vervolgd.

Bron: Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet financiële markten BES en de Wet toezicht trustkantoren in verband met de introductie van de geschiktheidseis en de versterking van de samenwerking tussen de toezichthouders in het kader van de geschiktheidstoets en de betrouwbaarheidstoets, Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, 32 786, nr. 2.

Klik hier om het artikel als PDF te downloaden.