De WNT per 1 januari 2013 kracht van wet

sector:

Zorg

28 January 2013

Op 1 januari 2013 is in werking getreden de Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen publieke en semipublieke sector. Deze wet, afgekort tot WNT, regelt – kort samengevat – het wettelijke plafond voor de bezoldiging van topfunctionarissen in de genoemde sector. Over deze wet en de toepasselijkheid hiervan is door de Vereniging van Bestuurders in de Zorg al een eerste kort geding gevoerd. Dit heeft veel publiciteit omtrent de WNT opgeleverd. Maar hoe zit dat nou precies met de WNT en de ontslagvergoeding?

Deze wet is niet alleen van toepassing op de publieke sector (alle overheidsinstellingen) maar ook op de semipublieke sector, dat wil zeggen de sector die grotendeels afhankelijk is van overheidsubsidiëring of –financiering. Ook in de publiciteit is voornamelijk aandacht besteed aan het bezoldigingsplafond. Voor het overgrote deel van de sector voor wie deze wetgeving geldt, is een bezoldigingsplafond ingesteld van € 187.340,- bruto.

Minder aandacht lijkt te zijn besteed aan de maximering van de ontslagvergoeding voor de topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector. De wet omschrijft zeer specifiek een aantal functies waarvan de beoefenaars als topfunctionaris worden aangemerkt. Voor met name de semipublieke sector worden de leden van de hoogste uitvoerende en toezichthoudende organen als topfunctionaris aangemerkt. In beginsel valt aan te nemen dat, bijvoorbeeld in wereld van de woningcorporatie en de zorg, iedere bestuurder en toezichthouder zal worden aangemerkt als topfunctionaris.

De wet bevat een verbod aan de betrokken werkgevers en topfunctionarissen om afspraken te maken over uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband voor zover die afspraken een bepaald plafond te boven gaan. De wet maakt daarbij geen onderscheid tussen afspraken die bij aanvang van het dienstverband, tussentijds of in het zicht van de beëindiging van het dienstverband zijn gemaakt. Contractuele ontslagvergoedingsregelingen in de vorm van golden parachutes in de arbeidsovereenkomst die het wettelijk plafond te boven gaan, vallen onder dit verbod.

Het wettelijk plafond bedraagt het totaal van de beloning inclusief variabele beloning en exclusief onkostenvergoedingen over twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband met een maximum van € 75.000,- bruto. De wet is zo geformuleerd dat het niet gaat om twaalf maandsalarissen maar om de som van de beloning over de voorgaande twaalf maanden. Een sterke stijging van de beloning vlak voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan dus niet leiden tot een afspraak over een vergoeding gelijk aan twaalf keer dit hogere salaris.

Op het absolute plafond van € 75.000,- bruto is geen uitzondering toegelaten. Dat betekent dat ongeacht de leeftijd of de lengte van het dienstverband of de hoogte van de beloning, geen afspraak mag worden gemaakt over een vergoeding hoger dan € 75.000,- of zoveel minder als de beloning over de voorgaande twaalf maanden.

Ook staat de wet niet toe dat in de plaats van een ontslagvergoeding of in combinatie met de ontslagvergoeding een lange opzegtermijn in acht wordt genomen, bijvoorbeeld in de vorm van een non activiteitsverlof. De wet verbiedt partijen om het dienstverband op een later tijdstip te beëindigen dan het tijdstip waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken beëindigt. De regeling beperkt niet de mogelijkheid om de topfunctionaris op non actief te plaatsen in afwachting van de beëindiging van het dienstverband omdat deze op non actiefstelling een eenzijdige maatregel betreft en niet een overeenkomst tussen partijen.

Handelen partijen in strijd met deze wettelijke regeling dan kan de minister een last onder dwangsom opleggen. Aangenomen mag worden dat deze last bestaat uit het corrigeren van de overeenkomst die in strijd met de wet is opgemaakt. De wet bepaalt namelijk dat als deze last niet wordt uitgevoerd, de minister het recht heeft om van de topfunctionaris de onverschuldigde betaling op te eisen.

De wet voorziet niet in enige bepaling dat het ook de rechter of, in voorkomend geval, een arbiter, niet is toegestaan een hoger bedrag toe te kennen dat uit de wet voortvloeit. Dit betekent dat aangenomen mag worden dat zich in de toekomst rechtspraak zal ontwikkelen over de vraag of de rechters deze WNT strikt handhaven en dus geen vergoedingen toekennen die uitgaan boven het wettelijke plafond dan wel dat de rechters zich vrij achten in voorkomende gevallen vergoedingen toe te kennen die boven die plafond uitgaan. Wellicht dat hierover ook meer duidelijkheid ontstaat als het kabinetvoornemen om een wettelijke begrenzing van de vrijheid van rechters om ontslagvergoedingen toe te kennen wordt ingevoerd.