Eerste uitspraak van de Raad van State over toepassing relativiteitsvereiste uit de Crisis- en herstelwet

30 January 2011

Op 19 januari jl. heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin zij voor de eerste keer het zogenoemde relativiteitsvereiste uit de Crisis- en herstelwet heeft toegepast. In deze wet is bepaald dat de bestuursrechter een overheidsbesluit niet mag vernietigen vanwege strijd met een rechtsregel, als die rechtsregel ‘kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept’.

De Raad van State overweegt in de uitspraak dat de wetgever met het relativiteitsvereiste de eis heeft willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en de reden om bij de bestuursrechter in beroep te komen tegen een besluit. Dat verband bestaat niet als de belanghebbende zich op een rechtsregel beroept die onmiskenbaar niet is geschreven ter bescherming van zijn belang. In dat geval mag de bestuursrechter het besluit niet vernietigen, ondanks het feit dat het inroepen van die rechtsregel op zichzelf succesvol had kunnen zijn. Als voorbeeld noemt de Raad van State het geval dat een belanghebbende die een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan aanvecht dat de oprichting van een of meer woningen in het uitzicht van zijn woning mogelijk maakt, zich in beginsel niet succesvol kan beroepen op het niet in acht nemen van de normen van de Wet geluidhinder voor zover het betreft de geluidbelasting ter hoogte van de op te richten woning of woningen. Wel kan een belanghebbende zich beroepen op de normen die de Wet geluidhinder stelt, indien een bestemmingsplan de aanleg of verbreding van een weg mogelijk maakt waarvan ook hij nadelige geluidseffecten voor zijn woonsituatie moet vrezen.

De uitspraak gaat over het bestemmingsplan ‘Elzenbos’ van de gemeente Brummen. Het plan maakt de aanleg mogelijk van een nieuwe woonwijk met ruim 700 woningen. Een aantal omwonenden was tegen het plan in beroep gekomen bij de Raad van State. Volgens hen zou er geen rekening zijn gehouden met de zogenoemde milieuzone rondom twee bedrijven die direct naast de geplande woonwijk liggen. De Raad van State kwam tot het oordeel dat de omwonenden zich niet op de in geding zijnde afstandsnorm kunnen beroepen, omdat het hen gaat om het belang dat zij gevrijwaard blijven van de aantasting van hun uitzicht en meer in het algemeen om het belang van het behoud van hun woonomgeving. Wat er ook verder zij van die belangen in het licht van het vereiste van een goede ruimtelijke ordening, de in geding zijnde afstandsnorm voor de nieuw op te richten woningen tot de bedrijven heeft niet de strekking die belangen te beschermen, zodat het slagen van deze beroepsgrond gelet op de Crisis- en herstelwet er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.

Volledigheidshalve merk ik op dat het relativiteitsvereiste op dit moment alleen geldt in zaken waarop de Crisis- en herstelwet van toepassing is. Momenteel ligt er echter wel een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer om het relativiteitsvereiste ook in de Algemene wet bestuursrecht op te nemen. Een verdere inperking van de inhoudelijke beroepsmogelijkheden voor omwonenden lijkt hiermee onvermijdelijk.