Gebruiksaanwijzingen en bijsluiters straks zonder bescherming

expertise:

Intellectual Property

newsletter:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

This field is for validation purposes and should be left unchanged.

30 June 2013

Maakt uw onderneming gebruik van gebruiksaanwijzingen, bijsluiters of programmaboekjes, dan geniet u nu nog bescherming tegen ongeoorloofde kopieën daarvan. Door een wetsvoorstel van Staatssecretaris Fred Teeven kan dit echter op korte termijn veranderen. Teeven heeft namelijk een voorstel ingediend om het auteursrecht te moderniseren. De zogenaamde geschriftenbescherming zal dan worden afgeschaft. Waarom?

‘Gewone’ auteursrecht versus geschriftenbescherming
De geschriftenbescherming is in het licht van de Auteurswet een vreemde eend in de bijt. Om voor auteursrechtbescherming in aanmerking te komen, dient een werk een eigen, oorspronkelijk karakter te bezitten en een persoonlijke stempel van de maker te dragen. Een werk dat geen enkele blijk van creatieve keuzes geeft, wordt niet beschermd. Het auteursrecht biedt de maker zowel bescherming tegen het verveelvoudigen, als tegen de openbaarmaking van zijn werk.

Naast deze ‘normale’ auteursrechtelijke bescherming is er een uitzondering gemaakt voor de zogenaamde ‘niet-oorspronkelijke’ geschriften. Deze geschriften, die geen enkele blijk van creatieve keuzes bevatten maar wel bestemd zijn om openbaar te worden gemaakt, kunnen worden beschermd op grond van de geschriftenbescherming. Men kan hierbij denken aan dienstregelingen, theaterprogramma’s, telefoongidsen, gebruiksaanwijzingen en bijsluiters, maar ook aan digitale gegevensverzamelingen. De omvang van deze geschriftenbescherming is echter aanzienlijk kleiner dan het ‘gewone’ auteursrecht: slechts ongeoorloofde kopieën kunnen worden verboden en de beschermingsomvang is sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

Waar komt de geschriftenbescherming vandaan?
De oorsprong van deze vreemde vorm van bescherming kan worden gevonden in de geschiedenis van het ontstaan van het auteursrecht. Het auteursrecht dat de maker op een werk heeft, kennen we namelijk ‘pas’ sinds 1912. Daarvoor kenden we alleen het kopijrecht, dat uitgeverijen en drukkers bescherming bood tegen ongeoorloofde nadruk. De auteur van het boek stond tegen betaling zijn boek af aan de uitgeverij, waarna al zijn rechten waren uitgeput. Wanneer een boek eenmaal op de markt was verschenen, was het de uitgeverij die beschermd diende te worden. Nadruk was eerder regel dan uitzondering, waardoor de uitgever omzet misliep en dus niet vergoed werd voor zijn investeringen. Dit alles leidde in de aanloop naar de Auteurswet 1912 tot een grote discussie over de invulling van het auteursrecht. Men wilde de makers van de werken meer gaan beschermen, maar ook voorkomen dat uitgeverijen geen enkel recht meer konden uitoefenen. Zo werd de huidige geschriftenbescherming geboren.

De ontwikkelingen sindsdien en strijd met het Europees recht
Er is echter een hoop veranderd sinds 1912. Makers van auteursrechtelijk beschermde werken hebben steeds meer rechten verworven en de rechten van de uitgevers en drukkerijen zijn naar de achtergrond geraakt. Het is juist de auteur die zich nu tegen ongeoorloofde nadruk verzet en de uitgeverij vindt vergoeding van de door haar gedane investeringen in de afspraken die zij maakt met de auteur. Bovendien heeft het criterium van een ‘werk van letterkunde, wetenschap of kunst’ meer invulling gekregen, waardoor de geschriftenbescherming zich nu enkel nog beperkt tot werken die nauwelijks creatief zijn.

Deze ‘inkrimping’ van de geschriftenbescherming zag zijn hoogtepunt op 1 maart 2012. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) bepaalde in het Football Dataco-arrest namelijk dat de Databankrichtlijn zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling die aan databanken auteursrechtelijke bescherming biedt onder andere voorwaarden dan het zijn van een intellectuele schepping van de maker. Met andere woorden: databanken mogen niet onder de geschriftenbescherming vallen. Artikel 10 lid 4 van de Auteurswet is dus in strijd met de Databankenrichtlijn. Hierin staat namelijk dat databanken waarvan de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering niet onder de geschriftenbescherming vallen; alle overige databanken dus wel. Om te onderzoeken in hoeverre de Auteurswet op dit punt in strijd is met de Europese wetgeving, heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in juni 2012 de Commissie Auteursrecht in het leven geroepen.

Rapport van de Commissie Auteursrecht
De commissie is in haar rapport onverbiddelijk: in plaats van de expliciete uitsluiting van alle databanken bij de geschriftenbescherming, komt zij namelijk tot oordeel dat ook de gehele geschriftenbescherming als zodanig kan worden afgeschaft. De geschriftenbescherming zou immers geen enkel voordeel meer opleveren en niet meer passen in het stramien van de huidige Auteurswet. Bovendien wordt een beroep op de geschriftenbescherming soms voor oneigenlijke doelen ingezet. Zo lijkt het inroepen hiervan voor bijsluiterteksten van geneesmiddelen niet zelden slechts te zijn ingegeven door economische motieven, zoals het reguleren van parallelimport. Het beschermen van investeringen of prestaties van de drukker of uitgever speelt hierbij geen enkele rol meer.  De commissie ziet in het afschaffen van de gehele geschriftenbescherming geen bezwaar.

Wat heeft dit tot gevolg?
Staatssecretaris Teeven heeft het advies van de Commissie Auteursrecht letterlijk overgenomen en heeft dan ook een concept wetsvoorstel ingediend dat strekt tot de gehele afschaffing van de geschriftenbescherming. Het kabinet wil het auteursrecht moderniseren en ruimte bieden voor creativiteit en innovatie. Daarvoor wordt het van belang geacht dat alleen nog die werken, die getuigen van enige creatieve prestaties worden beschermd. Hier past de geschriftenbescherming dan ook niet meer tussen, temeer omdat zij in de praktijk slechts zou worden gebruikt om de mededinging te beperken. ‘Het auteursrecht en dus de Auteurswet is voor deze bescherming niet de aangewezen plaats’, aldus Teeven. Er is echter wel een internetconsultatie in het leven geroepen om meer zicht te krijgen op de belangen die door de afschaffing zouden worden geraakt. De uitkomst hiervan is echter nog niet gepubliceerd, dus het is nog even afwachten of het wetsontwerp, zoals het er nu ligt, daadwerkelijk zal worden ingediend.

Wanneer dit echter het geval zou zijn, dan zijn daar grote gevolgen aan verbonden. Bedrijven die zich richten op het publiceren van dienstregelingen, programmaboekjes, geneesmiddelenbijsluiters en vooral gebruiksaanwijzingen in zowel gedrukte vorm als op het internet, kunnen niet meer op bescherming op grond van de Auteurswet rekenen.