Het omgevingsrecht op de schop

01 November 2010

Het zijn turbulente tijden voor de vastgoedpraktijk. Met ingang van 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (‘Wabo’) in werking getreden. Zoals in het hierna volgende toegelicht  lijkt de invoering niet geheel zonder problemen te gaan. Daarnaast heeft de Ministerraad ingestemd met de tweede tranche van de Crisis- en herstelwet (‘Chw’), waarmee een flink aantal gebieden, categorieën en projecten aan de werkingssfeer van de Chw worden toegevoegd.

Tweede tranche Crisis- en herstelwet

Op 8 oktober jl. heeft de ministerraad op voorstel van demissionair Minister Huizinga van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) ingestemd met de tweede tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. Deze algemene maatregel van bestuur is een aanvulling op de 31 maart 2010 in werking getreden Crisis- en herstelwet (Chw) en de op 9 juli 2010 gepubliceerde eerst tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

In het besluit worden Almere Centrum Weerwater, Amsterdam Buiksloterham, Doetinchem Hamburgerbroek, Maasdonk Nuland-Oost en Soesterberg-Noord aangewezen als ontwikkelingsgebieden.

Een aantal projecten is daarnaast aangewezen als zogenoemde innovatieve experimenten,waarmee een aantal wettelijke belemmeringen en bepaling buiten werk worden gesteld die af mogen wijken van bepaalde wettelijke bepalingen. Voorwaarde is dat zij bijdragen aan het bestrijden van de crisis en aan het realiseren van meer duurzaamheid. Het gaat om miniwindturbines op gebouwen in Leusden en het experimenteren met een lagere grenswaarde voor de energieprestatiecoëfficiënt in De Mars in Zutphen. Daarnaast gaat het om experimenten met gebiedsgericht bodembeheer in het Stationsgebied Utrecht, Spoorzone Tilburg, Strijp-S in Eindhoven en in Zwolle om de Spoorzone, Stadshagen+,  A28 zone (Voorsterpoort), Diezerpoort, Veerallee/Prinsenpoort, Kamperpoort, Holtenbroek, Hessenpoort 2, Vrolijkheid, Noordereiland, Burgemeester Roelenweg en de Integrale Variant Zwolle.

Voorts is de lijst met categorieën (bijlage I van de Chw) en de lijst met projecten (bijlage II van de Chw), waarop het verlichte ‘Awb-regime’ van toepassing is, uitgebreid. Zie over de implicaties van het verlichte regime mijn artikel over de Crisis- en herstelwet in de nieuwsbrief van 2 juli 2010.

Inwerkingtreding en overgangsrecht Wabo

Met de Wabo wordt de omgevingsvergunning geïntroduceerd, waarmee het doek valt voor de volgende vergunningen en toestemmingen:

1. bouwvergunning
2. aanlegvergunning
3. sloopvergunning
4. binnenplanse ontheffing
5. projectbesluit
6. ontheffing bestemmingsplan
7. ontheffing beheersverordening
8. buitenwerkingstelling beheersverordening voor een project
9. ontheffing Bouwbesluit 2003
10. exploitatieplan
11. gebruiksvergunning
12. ontheffing voorschrift Bouwverordening
13. milieuvergunning
14. vergunning voor indirecte lozingen
15. meldingsplicht veranderen inrichting of van de werking daarvan
16. monumentenvergunning
17. sloopvergunning in beschermd stads- of dorpsgezicht
18. mijnbouwmilieuvergunning
19. sloopvergunning op grond van de Bouwverordening
20. aanleg of veranderen van een weg
21. inritvergunning
22. vergunning voor een alarminstallatie aan een onroerende zaak
23. kapvergunning
24. reclamevergunning
25. opslagvergunning (onroerende zaken)
26. toestemmingen die op grond van art. 2.2 tweede lid van de Wabo zijn aangewezen in een verordening.

Ontheffingen en vergunningen op grond van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 zijn niet geïntegreerd, maar lopen procedureel wel gelijk met de omgevingsvergunning.

Overgangsrecht Wabo

mr. Marga van Gerwen schreef reeds een artikel over de invoering van de Wabo en de implicaties voor de toekomstige aanvragen van de vergunning. Tot op heden is het overgangsrecht van de Wabo echter onderbelicht gebleven, terwijl dat toch van groot belang is voor de vóór 1 oktober 2010 aangevraagde en verleende vergunningen en ontheffingen.

Het overgangsrecht wil een goede overgang regelen van de bestaande rechtsregimes naar de Wabo. Zo worden de in art. 1.2 lid 1 Invoeringswet Wabo genoemde vergunningen en ontheffingen, waaronder de bouwvergunning als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet, van rechtswege aangemerkt als een omgevingsvergunning voor de desbetreffende activiteit. Het betreft dan wel de bouwvergunningen die reeds onherroepelijk waren vóór de invoering van de Wabo op 1 oktober 2010.

Voor nog niet onherroepelijk geworden vergunningen of ontheffingen blijft het tot 1 oktober 2010 geldende (oude) recht van toepassing. Dit recht zal eveneens van toepassing blijven op een aanvraag tot vergunning of ontheffing die vóór 1 oktober 2010 is ingediend of een ontwerpbesluit ter inzage is gelegd.

Projectbesluit wordt omgevingsvergunning

Projectbesluiten uit de Wet ruimtelijke ordening waren besluiten waarmee afwijkingen van een bestemmingsplan konden worden toegestaan.

Projectbesluiten, die op grond van art. 3.10 Wro konden worden verleend, zijn verdwenen met de inwerkingtreding van de Wabo. Daarvoor in de plaats komt de omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met (onder meer) het bestemmingsplan (deze vergunning wordt inmiddels aangeduid als een “C-vergunning”, verwijzende naar artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo). Het overgangsrecht regelt dat projectbesluiten die van kracht zijn vóór 1 oktober 2010 en op basis waarvan bouwvergunning is verleend, met een omgevingsvergunning gelijk worden gesteld.

Anders is het echter met betrekking tot projectbesluiten op basis waarvan op 1 oktober 2010 nog geen bouwvergunning werd aangevraagd. Het systeem vertoont grote gelijkenis met die van de invoering van de Wro. Ingevolge jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bleken oude art. 19 (WRO)-vrijstellingen echter niet meer toepasselijk op na de invoering van de Wro ingediende bouwaanvragen. Deze omissie is inmiddels in de Crisis- en herstelwet hersteld.

Voor de Wabo is de geschetste problematiek echter nog actueel. Separate projectbesluiten die zijn aangevraagd vóór 1 oktober 2010 hebben geen werking meer onder de Wabo, zodat voor deze activiteit alsnog een omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd.

Naar aanleiding van vragen van Tweede Kamerlid Koopmans heeft demissionair Minister Huizinga op 8 oktober 2010 toegezegd het overgangsrecht in de Invoeringswet Wabo voor separate projectbesluiten te repareren, ook voor wat betreft de besluiten ingevolge artikel 19 WRO. Daarbij geeft zij aan dat de overgang naar de Wabo niet moeilijker moet verlopen dan nodig. Evenwel ontkent de Minister dat het ontbreken van overgangsrecht op dit punt tot vertraging zal leiden:

“Voor gevallen waarin voor de datum van 1 oktober geen aanvraag om bouwvergunning werd gedaan, zal voor het bouwen thans een omgevingsvergunning aangevraagd moeten worden. Omdat het eerder afgegeven projectbesluit daarbij geen rol meer kan spelen, zal die omgevingsvergunning automatisch ook betrekking hebben op planologisch strijdig gebruik. Het zal niet meer dan een formaliteit zijn om de inhoud van het gegeven projectbesluit om te zetten in de vorm van een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik.”

De verwachting is dat de reparatiewetgeving zal worden ingepast in een meer omvattend wetsvoorstel. Met de toezeggingen en de opmerkingen van de Minister is evenwel reeds een belangrijke onzekerheid weggenomen.