Kennelijk onredelijk ontslag voor werknemer die de status van ‘arbeidsgehandicapte’ op korte termijn zou verliezen?

expertise:

Employment law

newsletter:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

This field is for validation purposes and should be left unchanged.

31 December 2000

Werknemer is in 1969 bij werkgever in dienst getreden. Op dat moment bestond de B.V. uit vier businessunits. De B.V. waar werknemer werkzaam was, heeft vanwege een sterk verslechterde markt en de daaruit voortvloeiende gedaalde omzet en negatieve resultaten, welke niet meer door de andere 3 units konden worden opgevangen, moeten besluiten tot een reorganisatie over te gaan. De werkgever had de keuze uit 2 mogelijke scenario’s voor de reorganisatie. Door omstandigheden hebben ze de keuze gemaakt voor het meest ongunstige scenario, zijnde volledige sluiting van de B.V. en opzegging van alle arbeidsovereenkomsten. De vraag is nu of werkgever, werknemer kennelijk onredelijk heeft ontslagen?

De feiten

Werkgever had twee mogelijke scenario’s voor de reorganisatie. Scenario 1 bestond uit volledige sluiting van de B.V. en opzegging van alle arbeidsovereenkomst met een vergoeding op basis van de kantonrechtersformule met louter factor C=0,26. Scenario 2 hield een beperkte doorstart voor 138 van de 400 werknemers in. De vergoeding op basis van de kantonrechtersformule zou in dit scenario factor C=0,4 inhouden. Doordat het CWI niet instemde met de verlening van ontslagvergunningen op basis van scenario 2, was werkgever genoodzaakt voor scenario 1 te kiezen. Het CWI heeft toestemming gegeven voor opzegging van deze arbeidsovereenkomsten, waardoor werkgever o.a. de arbeidsovereenkomst met werknemer heeft opgezegd.

Verzoek werknemer

Werknemer vordert een verklaring voor recht dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door werkgever als kennelijk onredelijk moet worden beschouwd en veroordeling van werkgever tot betaling van schadevergoeding. Werknemer baseert zijn vordering op de stelling dat de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst. Werknemer beroept zich o.a. op de omstandigheden dat hij een 36-jarig dienstverband heeft gehad, zijn (hoge) leeftijd, de situatie op de arbeidsmarkt en zijn arbeidsgehandicapte-status. Voorts is werknemer van mening dat van werkgever verwacht had mogen worden dat zij extra moeite had gedaan om hem elders in het concern te herplaatsen en zou hij per 2009 recht hebben op de VUT-regeling.

Oordeel kantonrechter

De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer toegewezen en de schadevergoeding bepaald op een bedrag van ? 97.511,40 bruto, verminderd met het op grond van het Sociaal Plan uitgekeerde persoonlijke budget en met de uitgekeerde bedragen uit hoofde van de collectieve resultaatsregeling.

Oordeel hof

Het hof heeft de vorderingen van werknemer in hoger beroep alsnog afgewezen. Zij gaat er bij de beantwoording van de vraag – of het in het kader van de staking van de werkzaamheden van werkgever gegeven ontslag kennelijk onredelijk is – vanuit dat de aangeboden voorziening in overeenstemming is met het Sociaal Plan en dat deze voorziening toereikend is. Het hof stelt dat het aan werknemer is om te stellen en zo nodig te bewijzen op grond van welke bijzondere omstandigheden de voorziening in zijn geval desondanks onredelijk zou zijn.

Het hof oordeelt dat niet aannemelijk is dat de status van werknemer als arbeidsgehandicapte in de zin van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten het vinden van een nieuwe baan bemoeilijkt. Het hof merkt hierbij op dat eiser de status van arbeidsgehandicapte vanaf 14 mei 2006 niet meer heeft. Het hof heeft op grond van deze ‘status van werknemer’ kennelijk en niet onbegrijpelijk geoordeeld dat zulks, als een ten tijde van het ontslag bestaande verwachting tot uitgangspunt kon worden genomen.

Het hof is bij zijn beantwoording van de vraag of het ontslag kennelijk onredelijk is, uitsluitend ingegaan op de formele status van werknemer als arbeidsgehandicapte, maar heeft hierbij geen rekening gehouden met het feit dat werknemer heeft aangevoerd dat hij lichamelijke beperkingen heeft als gevolg van een herseninfarct in 1998 ten gevolge waarvan hij, ook als hij niet langer de formele status van arbeidsgehandicapte zou hebben, moeilijk bemiddelbaar zou zijn op de arbeidsmarkt.

Oordeel Hoge Raad

Het hof is ten onrechte en zonder motivering voorbijgegaan aan hetgeen door werknemer is aangevoerd over zijn lichamelijke beperkingen als gevolg van zijn herseninfarct. Het feit dat werknemer in 2006 de ‘status’ van arbeidsgehandicapte zou verliezen, brengt echter geen verandering in zijn lichamelijke beperkingen als gevolg van zijn herseninfarct met zich mee. In het licht van het vorenstaande heeft het hof zijn oordeel dat geen sprake is geweest van een kennelijk onredelijk ontslag, onvoldoende gemotiveerd.

Conclusie Hoge Raad

De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof te Amsterdam en verwijst het geding naar het hof te ‘s-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing.

www.rechtspraak.nl, LJN BL6075