Pas op: gevolgen wijziging fiscaal partnerbegrip

expertise:

Family & Inheritance law

newsletter:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

This field is for validation purposes and should be left unchanged.

21 November 2010

Zoals reeds in de nieuwsbrief van september 2010 was aangekondigd, veranderen de regels inzake het fiscaal partnerschap met ingang van 1 januari 2011. Dit artikel gaat over de gevolgen van deze wijziging voor gehuwden of geregistreerde partners met een gezamenlijke woning die in scheiding zijn. Met name voor degenen die een voorlopige regeling gaan treffen of hebben getroffen voor de betaling van de hypotheekrente voor de gezamenlijke woning kan dit artikel interessant zijn.

De huidige situatie

Gehuwden of geregistreerde partners die ‘duurzaam gescheiden leven’ worden door de belastingdienst als ongehuwd beschouwd. Er is sprake van duurzaam gescheiden leven als partijen niet meer met elkaar in gezinsverband samenleven en als (één van) partijen die situatie niet als tijdelijk (beschouwt) beschouwen.

Zodra er sprake is van ‘duurzaam gescheiden leven’, zijn partijen – ondanks dat zij zijn gehuwd en op één adres ingeschreven staan – geen fiscaal partner meer. Dit heeft gevolgen voor de aangiften Inkomstenbelasting. Gemeenschappelijke inkomsten en aftrekposten kunnen niet meer vrijelijk in de aangiften worden verdeeld. Partijen kunnen alleen nog de eigen aftrekposten aangeven. Dat geldt bijvoorbeeld voor de hypotheekrente. In het licht van een echtscheiding komen partijen vaak een voorlopige regeling voor de betaling van de hypotheekrente overeen.

Ter illustratie een voorbeeld:

Jan en Mariet gaan scheiden. Tot hun gezamenlijke eigendom behoort de echtelijke woning. Op de echtelijke woning rust een gezamenlijke schuld uit hoofde van een hypothecaire geldlening. Tot het moment dat Jan en Mariet feitelijk duurzaam gescheiden leven kan de betaalde hypotheekrente als aftrekpost worden verdeeld over de aangiften IB van Jan en Mariet.

Mariet verlaat duurzaam de echtelijke woning. Vanaf dat moment kunnen Jan en Mariet slechts de eigen aftrekposten aangeven. Aangezien ieder de helft van de gezamenlijke hypothecaire geldlening voor zijn/haar rekening dient te nemen, dient ieder de helft van de betaalde hypotheekrente als aftrekpost in zijn/haar aangifte op te nemen. Mariet (kostwinner) geniet aldus fiscaal voordeel. Jan, huisvader, heeft vanwege het gebrek aan inkomen geen fiscaal voordeel en kan bovendien zijn aandeel in de hypotheekrente niet dragen. 

Jan is behoeftig en vraagt Mariet om een bijdrage in zijn levensonderhoud. Mariet stelt voor dat zij de volledige hypotheekrente betaalt tot dat er een definitieve regeling voor de gevolgen van de scheiding is getroffen. Die regeling luidt als volgt:

Mariet betaalt (rechtstreeks aan de bank) de helft van de bruto hypotheekrente voor Jan ten titel van partneralimentatie. Jan noteert in zijn aangifte de “ontvangst”  van deze alimentatiebijdrage en zijn aandeel in de betaalde hypotheekrente (50%) als aftrekpost. Jan ontvangt in dat geval geen aanslag of teruggave IB. Mariet noteert in haar aangifte de betaalde alimentatiebijdrage aan Jan. Daarnaast geeft Mariet in haar aangifte de door haar betaalde hypotheekrente (50%) aan. Beiden als aftrekpost. Mariet heeft immers nog twee jaar na haar vertrek uit de voormalig echtelijke woning aanspraak op dit fiscale voordeel (artikel 3.111 lid 4 Wet op de Inkomstenbelasting 2001).  

Resultaat: Er is sprake van een volledige aftrek van een bedrag dat gelijk staat aan de volledige hypotheekrente.

De nieuwe situatie

Het ‘partnerbegrip’ in de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2011 gewijzigd.  Artikel 5a lid 4 Algemene Wet Inzake Rijksbelastingen (AWR) zegt dat er geen sprake van fiscaal partnerschap meer is op het moment dat er een verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed is ingediend en de partner niet meer op hetzelfde adres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Het begrip ‘duurzaam gescheiden leven’ geldt voor de beëindiging van het fiscaal partnerschap aldus niet meer. Er is geen overgangswetgeving. Scheidende lieden die op dit moment duurzaam gescheiden leven zullen dan ook – als zij niet voldoen aan artikel 5a lid 4 AWR – per 1 januari 2011 weer als fiscaal partner worden aangemerkt (!).

Partijen zijn fiscaal partner en staan op hetzelfde adres ingeschreven

Zolang er sprake is van fiscaal partnerschap en zo lang Mariet zich niet op een ander adres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens heeft ingeschreven, verandert er fiscaal gezien niets ten opzichte van de periode waarin zij gezamenlijk in de echtelijke woning verbleven. Mariet en Jan kunnen de aftrekposten vrijelijk in de aangiften verdelen en zo volledige aftrek realiseren.

Partijen zijn fiscaal partner en staan niet op hetzelfde adres ingeschreven

Het bovenstaande zou aanvankelijk anders worden zodra Mariet zich in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op een ander adres laat inschrijven. Vanaf dat moment zou haar aandeel conform de wijziging van het partnerbegrip in de hypotheekrente niet fiscaal aftrekbaar zijn. Allereerst zou de woning voor haar niet meer te bestempelen zijn als ‘eigen woning’ in de zin van artikel 3.111 lid 1 Wet IB 2001. Daarnaast zou Mariet niet in aanmerking komen voor de vertrekregeling zoals is omschreven in artikel 3.111 lid 4 Wet IB 2001. Mariet stelt de woning namelijk niet beschikbaar aan haar gewezen partner. Jan is namelijk nog steeds haar fiscaal partner. 

Uit de vierde nota van wijziging bij het wetsvoorstel 32505 van vrijdag 12 november 2010 blijkt inmiddels dat de wetgever dit ongewenst acht. De echtscheidingsregeling zal daarom zo worden aangepast dat bij gehuwden zoals voorheen ook gold, de echtscheidingsregeling reeds geldt vanaf het moment dat sprake is van duurzaam gescheiden leven. Onder de ‘gewezen partner’ in artikel 3.111 lid 4 Wet IB 2001 wordt in dat geval mede de duurzaam gescheiden levende echtgenoot verstaan. Daarnaast zal de wetgeving zodanig worden aangepast dat de duurzaam gescheiden levende echtgenoot die de woning heeft verlaten en een eigen nieuwe woning heeft betrokken voor de vertrekregeling in aanmerking komt.

Jan kan zijn aandeel in de hypotheekrente (50%) fiscaal aftrekken. De woning is voor hem immers nog steeds een ‘eigen woning’ in de zin van artikel 3.111 lid 1 Wet IB 2001. Jan kan fiscaal voordeel genieten, als Mariet hem een fiscaal aftrekbare onderhoudsbijdrage (partneralimentatie) uitkeert. Het aandeel van Mariet in de hypotheekrente zal op grond van de vertrekregeling fiscaal aftrekbaar zijn.

Het fiscaal partnerschap is beëindigd

Wanneer Mariet en Jan aan de voorwaarden van artikel 5a lid 4 AWR voldoen, kunnen zij de door hen getroffen voorlopige regeling (zie bovenstaand voorbeeld) met hetzelfde fiscale resultaat handhaven.

Tot slot

Tot 12 november jl. bestond er bij velen onduidelijkheid over de wijze waarop er in de verschillende situaties aangifte zou moeten worden gedaan. Die onduidelijkheid is inmiddels door de wetgever weggenomen. Er zal voor de scheidingspraktijk aldus niet veel veranderen.