Rechtbank Den Haag deelt kritiek nieuwe berekening kinderalimentatie

expertise:

Family & Inheritance law

newsletter:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

This field is for validation purposes and should be left unchanged.

25 January 2015

Aan de hand van het netto gezinsinkomen, het aantal kinderen in een gezin en de leeftijd van de kinderen wordt voor de berekening van kinderalimentatie op basis van de zogenoemde Nibudnormen vastgesteld wat de kosten van een kind zijn. Sinds 2013 wordt op het bedrag dat volgt uit deze tabellen het kindgebonden budget, dat (meestal) de moeder na scheiding ontvangt, in mindering gebracht. Er resteert vervolgens een bedrag dat de ouders naar rato van hun beider draagkracht moeten dragen.

Sinds 1 januari 2015 is een groot aantal wijzigingen in de zogenoemde kindregelingen gekomen.  Eén daarvan is dat de alleenstaande ouderkorting is vervallen. In plaats daarvan ontvangen deze alleenstaande ouders (als zij aan de huidige voorwaarden voldoen) een hoger kindgebonden budget, te weten een kindgebonden budget inclusief een zogenoemde alleenstaande ouderkop.

De Expertgroep Alimentatienormen (een groep familie-erfrechters die aanbevelingen doet voor de berekening van alimentatie) doet de aanbeveling (zie Rapport Alimentatienormen 2015) dat het gehele kindgebonden budget (dus inclusief de alleenstaande ouderkop) in mindering wordt gebracht op het zogenoemde tabelbedrag dat volgt uit de Nibudtabellen. Dit kan er toe leiden dat, zoals de Expertgroep in haar rapport ook erkent, er geen behoefte meer resteert waarin de ouders moeten voorzien. Hierover is de laatste tijd veel ophef ontstaan. Velen vinden het – kort gezegd – niet juist dat de niet-verzorgende ouder in dergelijke gevallen niet betaalt voor zijn kinderen, daar waar hij dat wel kan.

De Rechtbank Den Haag was het, blijkens haar uitspraak van 9 januari 2015, met deze kritiek eens. Zij overweegt:

"De rechtbank acht dit niet redelijk en in strijd met het wettelijk uitgangspunt dat ouders gehouden zijn tot het verstrekken van levensonderhoud aan hun kinderen (voor zover hun draagkracht dit toelaat). Maatschappelijk gezien vindt de rechtbank het niet aanvaardbaar dat in de behoefte van een kind volledig zou worden voorzien uit gemeenschapsmiddelen, terwijl er bij de niet primair verzorgende ouder wel draagkracht is om een bijdrage aan het levensonderhoud van zijn of haar kind te leveren; de rechtbank is van oordeel dat de huidige regelgeving ook niet tot een dergelijke uitleg dwingt, nu de alleenstaande-ouderkop bedoeld lijkt te zijn als een inkomenspolitieke maatregel, vergelijkbaar met de alleenstaande-ouderkorting, een heffingskorting die tot 2014 bestond en niet op de behoefte van het kind in aftrek werd gebracht. Om die reden wijkt de rechtbank af van het advies van de Expertgroep Alimentatienormen op dit punt en handhaaft zij de vastgestelde door de man te betalen bijdrage van € 25,– ook na 1 januari 2015."

Klikt u hier voor de volledige uitspraak.

Uit de jurisprudentie van de afgelopen jaren valt op te maken dat rechters in veel gevallen de huidige richtlijnen ter berekening van kinderalimentatie niet hebben gevolgd. Dit lijkt enerzijds te maken te hebben met onduidelijkheid over de richtlijnen, anderzijds, zoals in dit geval, omdat de rechter het niet eens is met de aanbeveling. Het is uiteraard goed dat richtlijnen niet zomaar worden gevolgd als deze in het specifieke geval tot een onredelijke uitkomst leiden. Het leidt er wel toe dat de uitkomst van een zaak moeilijk te voorspellen is. Bovendien leidt het tot rechtsongelijkheid.