Scheiden wonen en zorg: de medezeggenschapsorganen nader belicht

sector:

Zorg

02 February 2014

Dat het scheiden van wonen en zorg overal een trending topic is, behoeft geen nadere uitleg. Het kabinet heeft aangekondigd dat wonen en zorg vanaf 1 januari 2014 financieel worden gescheiden. Bewoners van verzorgings- en verpleeghuizen zullen in de toekomst huur moeten gaan betalen voor hun woonruimte. Het scheiden van wonen en zorg heeft ook medezeggenschapsrechtelijke gevolgen. Medezeggenschap voor huurders is wettelijk anders geregeld dan voor cliënten van zorginstellingen. Welke relevante regelingen spelen een rol? 

Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen

De medezeggenschap vanuit de zorg wordt via de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) ingevuld. Het doel van de wet is “het bevorderen van de medezeggenschap van cliënten van de uit collectieve middelen gefinancierde instellingen van de maatschappelijke zorg en de gezondheidszorg”. De wet beoogt democratische zorg die kwalitatief beter is, doordat het  zorgaanbod beter aansluit op de vraag van de cliënten. 

De minimale bevoegdheden van de Wmcz zijn het recht op informatie, het recht op overleg en het recht op advies. Tevens geldt er een verzwaard adviesrecht. Een verzwaard adviesrecht houdt in dat een zorgaanbieder moet overleggen met de cliëntenraad als zij wil afwijken van een advies van de cliëntenraad. Indien een zorgaanbieder toch van het advies wenst af te wijken, dient hij daarvoor toestemming te vragen aan de commissie van vertrouwenslieden. Die commissie beoordeelt vervolgens of de zorgaanbieder een redelijk besluit heeft genomen. 

Een besluit dat zonder instemming van de cliëntenraad of vervangende toestemming van de commissie van vertrouwenslieden is genomen, kan door de cliëntenraad worden vernietigd. Dit betekent concreet dat het besluit niet mag worden uitgevoerd. Het verzwaard adviesrecht geldt bijvoorbeeld indien het gaat over een handeling van de zorgaanbieder die ziet op de kwaliteit van de zorg.

Wet overleg huurders verhuurder

In de Wet overleg huurders verhuurder (Wohv) is de zeggenschap geregeld van huurdersorganisaties en bewonerscommissies waarvan de huurders woningen huren van een grote, particuliere verhuurder of een woningcorporatie. Verhuurders die in Nederland tenminste 25 voor verhuur bestemde zelfstandige woningen in eigendom hebben, vallen onder het bereik van deze wet.

Op basis van de Wohv hebben de huurdersorganisaties en de bewonerscommissies informatie-, overleg- en adviesrecht. De huurdersorganisatie heeft daarnaast het meest vergaande recht, namelijk het recht op instemming bij wijziging van het servicekostenbeleid. Als de beleidswijziging gaat om de wijziging van het servicekostenbeleid, dan mag de verhuurder zijn voornemen alleen uitvoeren als de huurdersorganisatie daarmee akkoord gaat.

Besluit beheer sociale huursector

Op woningcorporaties is het Besluit beheer sociale huursector (Bbsh) van toepassing. Woningcorporaties moeten inspanningen leveren op het terrein van wonen en zorg. De woningcorporaties leveren een bijdrage aan het tot stand brengen van geschikte huisvesting. De woningcorporatie is in sommige gevallen verplicht haar huurders te betrekken bij het door haar gevoerde beleid. Bovendien is in artikel 7 Bbsh geregeld dat de huurdersorganisatie voor twee leden van het toezichthoudend orgaan (Raad van Commissarissen) een bindende voordracht kunnen doen.

Door het scheiden van wonen en zorg komen al deze verschillende regelingen samen. Zo kan het in de praktijk voorkomen dat zorginstellingen niet zelf eigenaar zijn van zorgvastgoed, maar dit huren van een woningcorporatie of een vastgoedbelegger. Ook kan een woningcorporatie zelf woningen gaan verhuren aan zorgvragers. De zorgvragers nemen dan zelf zorg af bij de zorginstelling. Verhuurder en zorgaanbieder zijn dan gescheiden.

Deze scheiding heeft tot gevolg dat medezeggenschap voor wonen en zorg niet meer vanuit één organisatie wordt geregeld, nu de huurder/zorgvrager op grond van de Wohv en de Bbsh rechten heeft bij de woningcorporatie, terwijl voor zorgaangelegenheden de huurder/zorgvrager daarentegen op basis van de Wmcz zeggenschap heeft bij de zorginstelling. Het hoeft geen betoog dat de belangen van de zorginstellingen en de woningcorporaties niet altijd parallel lopen. Bovendien kan het niet voldoen aan de zeggenschapsvereisten vergaande gevolgen hebben.

Een samenwerking(sovereenkomst) tussen woningcorporatie en zorginstelling waarin al deze medezeggenschapsaspecten worden geregeld lijkt dus noodzakelijk, nu veel aangelegenheden zowel onder de Wohv en Bbsh, als onder de Wmcz vallen. Kortom, alertheid is vereist!