Supermarkten bezorgd over EU Richtlijn Oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen

newsletter:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

This field is for validation purposes and should be left unchanged.

26 November 2018

In april van dit jaar publiceerde de Europese Commissie een voorstel voor een Richtlijn oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen. De Commissie beoogt daarmee de schadelijkste oneerlijke handelspraktijken te verbieden, om zo een eerlijkere behandeling van kleine en middelgrote voedings- en landbouwbedrijven te waarborgen. Kleinere marktdeelnemers hebben ten opzichte van grote afnemers onvoldoende onderhandelingsmacht en alternatieven om hun producten op de markt te brengen. Zij behoeven extra wettelijke bescherming tegen oneerlijke handelspraktijken van hun partners in de voedselvoorzieningsketen, zo is de gedachte.

Toepassingsbereik: kleine leverancier vs. grote afnemer

De Richtlijn is van toepassing op bepaalde oneerlijke handelspraktijken die zich voordoen bij de verkoop van voedingsproducten door een leverancier, die een kleine en middelgrote onderneming is, aan een afnemer, die dat niet is. Van een kleine en middelgrote onderneming is sprake wanneer er minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet EUR 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal EUR 43 miljoen niet overschrijdt.

Wat zijn oneerlijke handelspraktijken?

De Richtlijn verbiedt de volgende oneerlijke handelspraktijken:

  • Te laat betalen voor bederfelijke levensmiddelen. Te laat is een betaling meer dan 30 kalenderdagen na ontvangst van de factuur van de leverancier, of meer dan dertig kalenderdagen na de datum waarop de bederfelijke voedingsproducten zijn geleverd, als dat later is;
  • Orders voor bederfelijke levensmiddelen op het laatste moment annuleren. Als de annulering op zo korte termijn geschiedt dat niet redelijkerwijs kan worden verwacht dat de leverancier een alternatief kan vinden voor het verhandelen of het gebruik van die producten, dan is de annulering oneerlijk;
  • Het eenzijdig en met terugwerkende kracht wijzigen van de voorwaarden van de leveringsovereenkomst die verband houden met de frequentie, timing, of het volume van de levering, de kwaliteitsnormen of de prijzen van de voedingsproducten;
  • De leverancier laten betalen voor weggegooide producten, wanneer de verspilling zich voordoet bij de afnemer en die niet aan nalatigheid of verzuim van de leverancier is toe te schrijven.

Andere handelspraktijken zijn alleen toegestaan als deze duidelijk en ondubbelzinnig zijn overeengekomen bij het sluiten van de leveringsovereenkomst:

  • Een afnemer retourneert onverkochte voedingsproducten aan de leverancier;
  • Een afnemer vraagt een vergoeding van de leverancier voor de opslag, de uitstalling of de opname in het assortiment van voedingsproducten van de leverancier;
  • Een leverancier betaalt voor de promotie van voedingsproducten die door de afnemer worden verkocht. Vóór een promotieactie op initiatief van de afnemer specificeert de afnemer de periode waarin de promotie plaatsvindt en de verwachte hoeveelheid voedingsproducten die zal worden besteld;
  • Een leverancier betaalt voor de marketing van voedingsproducten door de afnemer.

Branchevereniging supermarkten in Nederland bezorgd

Hoewel de intentie om kleine en middelgrote ondernemingen tegen oneerlijke handelspraktijken te beschermen sympathiek kan worden genoemd, geeft het voorstel voor een Richtlijn ook reden tot zorg. Zo heeft het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), de Nederlandse branchevereniging voor supermarkten, aan minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onlangs een brandbrief gestuurd. Het CBL maakt zich zorgen over uitbreiding van de in de Richtlijn beoogde bescherming naar grote voedselproducenten. Na de publicatie van het voorstel voor een Richtlijn zijn multinationals gaan lobbyen bij het Europees Parlement voor eenzelfde bescherming. “Grote voedselproducenten zoals Unilever, CocaCola en Heineken zijn niet de zwakke partijen in de voedselketen die bescherming nodig hebben. De werkelijkheid is eerder omgekeerd. Grote voedselfabrikanten zijn vele malen machtiger dan zelfs de grootste supermarktorganisatie.”, aldus Jansen, directeur van het CBL. Het CBL vreest bij uitbreiding van die bescherming voor een toegenomen druk van grote merkfabrikanten op de supermarkten, en hogere prijzen voor de consument (zie ook het Persbericht en de brief aan het Ministerie van het CBL).

Het voorstel Richtlijn oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen ligt nu voor beraadslagingen in de Raad.  De definitieve tekst van de Richtlijn laat daarom nog even op zich wachten. Daarna zal de definitieve Richtlijn nog moeten worden omgezet in nationaal recht. Heeft u in de tussentijd vragen over oneerlijke handelspraktijken bij de verkoop van voedingsmiddelen, neem dan gerust contact op met BANNING’s advocaten Minos van Joolingen of Ranee van der Straaten.