Themaonderzoek huisvesting bekostigde onderwijsinstellingen

sector:

Onderwijs

28 June 2016

Bij brief d.d. 20 juni 2016 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (‘de Minister’) de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het themaonderzoek “Huisvesting in het mbo, hbo, en wo” van de inspectie van het Onderwijs (‘de Inspectie’).

De Inspectie houdt financieel toezicht op de bekostigde onderwijsinstellingen. Ze kijkt daarbij of de financiële continuïteit op termijn gewaarborgd is en of de uitgaven van de instellingen rechtmatig en doelmatig zijn.

Het onderzoeksrapport schetst een beeld van de financiële situatie rond huisvesting in het mbo, hbo en wo. Voor het onderzoek dat is uitgevoerd in de periode van mei 2015 tot en met maart 2016, is gebruik gemaakt van de jaarrekeningen van 2013 en 2014 van alle bekostigde onderwijsinstellingen. Het onderzoek had als doel om meer zicht en grip te krijgen op de potentiële risico’s rondom huisvesting en de financiering hiervan.

De Inspectie hanteerde de volgende centrale vraagstelling voor het themaonderzoek: zijn er instellingen in het mbo, hbo en wo die zo veel geld en aandacht (gaan) besteden aan huisvesting dat dit ten koste kan gaan van de onderwijskwaliteit?

In het onderzoeksrapport wordt deze vraag als volgt beantwoord:

De inspectie heeft in haar themaonderzoek geen nieuwe instellingen in het mbo, hbo en wo gevonden die op korte termijn zo veel geld en aandacht aan huisvesting besteden dat dit ten koste dreigt te gaan van de onderwijskwaliteit. In het algemeen geldt wel voor alle instellingen die (grootschalig) in huisvesting gaan investeren dat ze hun plannen moeten baseren op realistische studentenprognoses en dat ze flexibiliteit moeten inbouwen om te voorkomen dat ze moeten snijden in personeelskosten om de huisvestingslasten op te kunnen brengen, met daarmee samenhangende risico van een negatieve impact op de onderwijskwaliteit. Het is daarmee van het grootste belang dat instellingen zélf de risico’s van vastgoedinvesteringen minimaliseren. Zo moeten zij zich tijdig verzekeren van deskundig advies en goede interne tegenspraak, onder meer door de Raad van Toezicht.

In de kamerbrief naar aanleiding van het onderzoeksrapport benadrukt de Minister dat instellingen die in huisvesting gaan investeren hun plannen moeten baseren op realistische studentenprognoses. Aandachtspunt daarbij is volgens de Minister dat instellingen beschikken over flexibiliteit in de huisvesting. Verder geeft de Minister aan dat het primair aan de instellingen zelf is om de risico’s van vastgoedinvesteringen zo veel mogelijk te minimaliseren.

Heeft u vragen over de flexibiliteit in onderwijshuisvesting, de risico’s van vastgoedinvesteringen of andere huisvestingsvraagstukken? De specialisten van de sector Onderwijs adviseren u graag.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Ellen Jooren of Martijn Jongmans.