Toekomstplannen rond pensioendeling

expertise:

Family & Inheritance law

newsletter:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

This field is for validation purposes and should be left unchanged.

09 December 2019

Tot het Boon/Van Loon-arrest van 27 november 1981 waren pensioenrechten zorgrechten, die niet in een huwelijksgemeenschap vallen en toekomen aan degene die ze heeft opgebouwd. Ondanks dat geen sprake was van een huwelijksvermogensrecht, oordeelde de Hoge Raad in 1959 dat pensioenrechten verknocht waren aan degene die ze heeft opgebouwd, respectievelijk voor wie ze waren opgebouwd. In de samenleving van toen werkte de man buitenshuis. Bouwde hij pensioenrechten op, dan was het ouderdomspensioen aan hem en het weduwenpensioen aan haar verknocht. Omdat wetgeving uitbleef, heeft de Hoge Raad in het genoemd pensioenarrest beslist dat pensioenrechten wel vermogensbestanddelen zijn die onder het huwelijksvermogensrecht vallen. Die pensioenrechten waren weliswaar enigszins verknocht aan de persoon van de opbouwer, maar niet zodanig dat de waarde niet in de verdeling behoeft te worden betrokken. Daarom werd het ouderdomspensioen toegedeeld aan degene die het heeft opgebouwd en het weduwenpensioen aan degene ten behoeve van wie het is opgebouwd, maar moest de waarde daarvan worden gedeeld. Waren partijen buiten gemeenschap van goederen getrouwd, dan viel er niets te verdelen.

Op 1 mei 1995 is de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps) in werking getreden. Het pensioenrecht behoorde niet langer tot het huwelijksvermogensrecht, maar werd weer een zorgrecht (zoals alimentatie). Volgens de hoofdregel van de wet komt nabestaandenpensioen toe aan degene ten behoeve van wie het is opgebouwd en wordt ouderdomspensioen verevend. Dat betekent dat het ouderdomspensioen op het moment van uitbetaling onder voorwaarden voor de helft toekomt aan de ene en voor de andere helft aan de andere echtgenoot. Dat wordt wel als onbillijk ervaren, omdat degene die het nabestaandenpensioen krijgt, daarnaast ook nog eens recht heeft op de helft van het ouderdomspensioen. Echtelieden kunnen echter een ander vereveningspercentage overeenkomen, zonder dat dit tot schenkbelasting leidt. Pensioen is immers een zorgrecht en staat los van de verdeling van het huwelijksvermogen. Bovendien bestaat onder de Wvps de mogelijkheid van conversie. Als beide (ex-)echtgenoten dat willen, kan nabestaandenpensioen omgezet worden in ouderdomspensioen. Conversie heeft echter ingrijpende consequenties, doordat het nabestaandenpensioen verdwijnt en bij vooroverlijden van de gerechtigde van het nabestaandenpensioen, het geconverteerde ouderdomspensioen niet terugkeert naar degene, die het heeft opgebouwd.

Op 16 september 2019 heeft Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding (hierna: Wps 2021) bij de Tweede Kamer ingediend. Dit wetsvoorstel beoogt van toepassing te zijn op de pensioendeling bij scheidingen, die plaatsvindt vanaf de inwerkingtreding van het wetsvoorstel. De inwerkingtreding is voorzien op 1 januari 2021. De belangrijkste wijziging is dat niet pensioenverevening hoofdregel wordt, maar conversie. Als echtgenoten, die scheiden onder de Wps 2021, niet binnen zes maanden na inschrijving van de echtscheiding afwijkende afspraken doorgeven, wordt het pensioen door conversie verdeeld. Dan wordt de helft van het tijdens de huwelijkse periode opgebouwde ouderdomspensioen en de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde partnerpensioen omgezet in een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen voor de verdelingsgerechtigde partner. Anders dan onder de Wvps wordt het partnerpensioen verdeeld tussen de echtgenoten en niet alleen aan de verdelingsgerechtigde partner toegedeeld. Daarmee wordt een veelal gevoelde ongelijke “verdeling” rechtgetrokken. Bovendien wordt alleen het partnerpensioen over de huwelijkse periode verdeeld en niet ook het partnerpensioen over de voorhuwelijkse periode. Het deel van het partnerpensioen dat buiten het huwelijk is opgebouwd, blijft voor de verdelingsplichtige partner als partnerpensioenaanspraak staan. Zodra de echtscheiding is ingeschreven in de Basisregistratie Personen, krijgt het uitvoeringsorgaan daarvan bericht en dient het de echtgenoten te informeren over de verdeling van het pensioen en over de termijn voor het doorgeven van afwijkende afspraken.

Het grote voordeel van de Wps 2021 is dat de vereveningsgerechtigde partner niet langer afhankelijk is van de keuzes, die de andere partner maakt. De pensioenband wordt bij conversie immers definitief verbroken. De pensioengerechtigde zal een eigen aanspraak op ouderdomspensioen verkrijgen. Hij of zij kan zelf beslissen over de ingangsdatum en is voor de uitbetaling niet langer afhankelijk van het in leven zijn van de verdelingsplichtige. Beide ex-partners kunnen zelf, onafhankelijk van de ander, beslissen over de verdeelde pensioenaanspraak. Op verzoek van de tot verdeling gerechtigde echtgenoot wordt het deel van het partnerpensioen, dat aan hem of haar toekomt, niet in de conversie betrokken, maar verkrijgt hij of zij hiervoor een aanspraak op partnerpensioen, voor zover dat is opgebouwd tijdens het huwelijk. Dat verzoek moet echter wel worden ingediend binnen zes maanden na scheiding, tenzij die termijn op verzoek van één van de echtgenoten door het uitvoeringsorgaan met maximaal zes maanden wordt verlengd.

Na 1981 en 1995 wordt 2021 derhalve het derde jaar waarin op een radicale wijze het pensioenroer wordt omgegooid. Het zal even wennen worden.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel of heeft u andere familie-erfrechtelijke vragen, neem dan gerust contact op met Louis Zonnenberg of andere leden van de sectie Familie- & Erfrecht.