Vanaf 01-01-2013: De scheiding tussen wonen en zorg wordt een realiteit – Bent u er klaar voor?

sector:

Zorg

29 September 2015

In de Voorjaarsnota van 2012, beter bekend als het “Kunduz-Akkoord”, werd besloten dat de regeling ‘Scheiden van wonen en zorg’ voor de intramurale ouderenzorg in versneld tempo ingevoerd zou gaan worden. De streefdatum hiervoor werd vastgesteld op januari 2013. Deze regeling zou van toepassing zijn op de zorgzwaartepakketten ZZP1, ZZP2 en ZZP3. Eigenlijk kun je de Miljoenennota zien als een herhaling van dit Kunduz-akkoord. Wat dit concreet betekent, is dat er een flink aantal veranderingen op zeer korte termijn doorgevoerd moeten gaan worden!

Door deze regeling krijgen zorginstellingen en hun cliënten een nieuwe juridische positie; die van verhuurder en huurder. Om te voorkomen dat panden leeg komen te staan en om hun financiële gezondheid te waarborgen hebben zorginstellingen slechts enkele maanden de tijd om zich (juridisch) voor te bereiden en aan deze veranderende omstandigheden aan te passen.

Het kabinet wil deze scheiding tussen huisvesting en zorg bevorderen, wat betekent dat de kosten voor het wonen door de bewoners zelf gedragen zal gaan worden. Dit heeft te maken met de stijgende zorgkosten binnen intramurale zorg, dreigende personeelstekorten en de uit de klauwen gelopen kosten van de AWBZ, waardoor bezuinigingen onvermijdelijk zijn. Bovendien is het de intentie dat bewoners van zorginstellingen meer keuzevrijheid krijgen en dat er een aanbod komt met meer uiteenlopende woonvormen om zo beter aan hun woonwensen tegemoet te komen. Het financieren van de zorg is een aparte zaak en dit zal gedaan worden via de Zorgverzekeringswet, Wmo, AWBZ en eventueel via eigen middelen. Hierdoor ontstaat een juridische en financiële scheiding tussen wonen en zorg.

Voor de huidige cliënten zal er waarschijnlijk niet gelijk iets veranderen. Maar de partijen die achter het Begrotingsakkoord staan, waarschuwen alvast dat de extramuralisatie op termijn in de hele AWBZ zal worden ingevoerd, wat betekent dat we rekening moeten houden met een overgangsfase die meerdere jaren in beslag zal nemen.

Nieuwe cliënten die in 2012 nog in aanmerking zouden komen voor een licht zorgzwaartepakket en daarvoor in een instelling (intramuraal) terecht zouden kunnen, zullen in 2013 een indicatie voor extramurale zorg ontvangen. Dit betreft bijvoorbeeld cliënten die eerder een indicatie zouden hebben gehad voor VV 1 t/m 3, GGZ 1b/c t/m 3b/c, VG 1 t/m 3 en LVG 1 t/m 2. Wel hebben deze cliënten nog steeds de mogelijkheid om in een intramurale instelling te wonen, maar dan enkel op basis van een huurcontract. Vanaf dat moment zal de rekening voor intramuraal verblijf opgesplitst worden in kosten voor bewoning én verzorging. Vanaf dan betalen bewoners huur in plaats van een (inkomensafhankelijke) eigen bijdrage.

Het scheiden van wonen en zorg roept natuurlijk veel vragen op. Dit roept altijd al discussie op, maar zeker nu er sprake is van een combinatie van wonen en zorg. De hoeveelheid verpleging en/of zorg die verstrekt wordt speelt een grote rol in de beantwoording van deze vraag.

Er wordt veel gesproken over de combinatie van huur en zorg in één of meerdere overeenkomst(en). De kern van deze discussies is vaak of de wettelijke regels ten aanzien van huur en verhuur van woonruimtes van toepassing zijn op deze overeenkomsten.

Als er inderdaad sprake is van huur van een woonruimte, dan krijgen zorginstellingen te maken met de bescherming van huurders volgens het dwingend recht. Je kan dus niet zomaar een huurovereenkomst beëindigen, zelfs niet als de zorgverlening op een bepaald moment ophoudt. Ook zijn er veel vragen over hoe zorginstellingen om moeten gaan met cliënten die vanwege verschillende redenen moeten verhuizen, en over hoe de huurprijs bepaald moet worden. Wanneer wordt een woning aangemerkt als zelfstandig of onzelfstandig? En wat zijn de gevolgen hiervan voor de huurrechtelijke bescherming en de samenstelling van de huurprijs? Hoe gaan we om met (klein) onderhoud van de woningen?

De huidige huurwetgeving houdt op dit moment nog geen rekening met zorggerelateerde bouwkundige voorzieningen, zoals gemeenschappelijke ruimten, bredere gangen en zusterposten. Ook krijg je in het woningwaarderingstelsel geen punten voor de extra voorzieningen die veel verpleeghuizen bieden, terwijl deze natuurlijk wel extra investeringen kosten zonder hiermee de huurprijs te kunnen verhogen.

Daarnaast hebben veel zorginstellingen vaak langlopende contracten met woningbouwcorporaties, die over het algemeen niet zijn voorbereid op de gevolgen van het scheiden van wonen en zorg. In dit geval is het noodzakelijk dat er een inventarisatie wordt gemaakt van de huurcontracten binnen de vastgoedportefeuille. Het risico op leegstand ligt meestal bij de hurende partij (de zorginstelling), en daarnaast is onderverhuur niet altijd toegestaan.

Voor veel zorginstellingen is het ook nog een vraag of zij hun cliënten kunnen verplichten om naast hun huurcontract ook een zorgcontract af te sluiten. Het opleggen van een verplichting aan huurders om zorg af te nemen van een bepaalde zorgverlener is in principe toegestaan. Maar het mededingingsrecht kan hier wel beperkingen aan verbinden als er door deze verplichting concurrentie tussen zorgaanbieders wordt beïnvloed.

Kortom, het gaat hier om een relatief kleine aanpassing, maar de gevolgen hiervan kunnen groot zijn en er zijn nog veel onzekerheden voor de zorginstellingen en de (toekomstige) cliënten. Wat vast staat, is dat zorginstellingen de komende tijd voor grote uitdagingen komen te staan.