Voorkeursbeleid VGZ c.s. in strijd met Zorgverzekeringswet

expertise:

Cassation (Supreme Court Appeals)

newsletter:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

This field is for validation purposes and should be left unchanged.

06 November 2015

Het voorkeursbeleid dat zorgverzekeraars VGZ c.s. met betrekking tot dieetpreparaten willen voeren, is in strijd met de Zorgverzekeringswet. Deze beslissing van het hof Arnhem-Leeuwarden is vandaag door de Hoge Raad in stand gelaten.

In verband met hun natura verzekeringspolissen sluiten zorgverzekeraars ieder jaar overeenkomsten met afleveraars van dieetpreparaten, waaronder apotheken. Deze overeenkomsten bepalen onder meer welke vergoeding afleveraars ontvangen voor de verstrekking van de aflevering van dieetpreparaten aan verzekerden.

VGZ c.s. hebben in 2013 besloten om met betrekking tot dieetpreparaten een voorkeursbeleid te voeren. Doel van dat beleid is kosten te besparen. VGZ c.s. hebben een beperkt aantal voorkeursproducten geselecteerd die alle afkomstig zijn van één fabrikant. Onderdeel van het beleid is dat VGZ c.s. de afleveraars nog maar in beperkte mate de producten vergoeden die van andere fabrikanten afkomstig zijn, dat aflevering van die producten alleen is toegestaan als daarvoor een expliciete medische motivering is gegeven en dat het percentage van die producten dat zij mogen afleveren, aan een maximum is gebonden.

Nutricia heeft in kort geding een verbod op dit beleid gevraagd omdat dit de afzet van haar dieetproducten vermindert. Een tweetal patiëntenverenigingen en de Nederlandse Vereniging van Diëtisten hebben dit verzoek ondersteund. De verenigingen hebben aangevoerd dat het voorkeursbeleid van VGZ c.s. ertoe leidt dat patiënten niet de zorg krijgen waarop de Zorgverzekeringswet hen recht geeft.

Om deze laatste reden heeft het hof het voorkeursbeleid verboden. Het hof heeft vastgesteld dat de keuze van dieetpreparaten individueel en subjectief is bepaald, omdat de bereidheid tot gebruik en dieettrouw van de patiënt in hoge mate wordt bepaald door de exacte samenstelling ervan, de voorkeuren van de patiënt en de mate waarin de patiënt het preparaat verdraagt. Patiënten moeten daarom de mogelijkheid hebben ook andere producten te gebruiken dan de door VGZ c.s. geselecteerde voorkeursproducten. Die mogelijkheid wordt door het beleid van VGZ c.s. te zeer beperkt. Daarom is dat beleid in strijd met de wet, die verzekerden recht geeft op adequate zorg, aldus het hof.

De Hoge Raad heeft de klachten van VGZ c.s. tegen dit oordeel verworpen. Zorgverzekeraars dienen weliswaar bij hun beleid rekening te houden met de kosten van de zorg, maar dat mag er niet toe leiden dat niet de zorg wordt verstrekt waarop de wet aanspraak geeft. Verzekeraars kunnen dan ook in beginsel slechts de doorslag aan de kosten geven als er een product is dat voldoende gelijkwaardig is. Het hof heeft kunnen oordelen dat van die gelijkwaardigheid in dit geval geen sprake is, dat patiënten daarom ook de mogelijkheid moeten hebben om andere producten te gebruiken dan de voorkeursproducten van VGZ c.s., en dat die mogelijkheid door het beleid van VGZ c.s. te zeer wordt beperkt.

Klik hier voor de uitspraak. 

Bron: www.rechtspraak.nl