Afwijking van de forfaitaire bepaling van de behoefte van het kind

expertise:

Family & Inheritance law

newsletter:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

This field is for validation purposes and should be left unchanged.

16 July 2018

Wanneer ouders met minderjarige kinderen uit elkaar gaan, dient een aantal zaken geregeld te worden. Een van die zaken is de kinderalimentatie. De hoogte van de kinderalimentatie wordt bepaald aan de hand van de wettelijke maatstaven, namelijk de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de ouders. Hoe wordt die behoefte bepaald?

De behoefte van minderjarige kinderen

De rechtspraak heeft in samenwerking met het NIBUD een forfaitair systeem ontwikkeld, gebaseerd op CBS-cijfers, aan de hand waarvan de behoefte aan een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen kan worden bepaald. Op basis van het netto besteedbare gezinsinkomen, het aantal en de leeftijd van de tot het gezin behorende kinderen, wordt aan de hand van een tabel vastgesteld wat het eigen aandeel (de kinderbijslag zit daarbij niet inbegrepen) is van de ouders in de behoefte van het betreffende kind. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een gezin met één kind met de leeftijd van 2 jaar en een netto besteedbaar gezinsinkomen van € 3.000,- per maand, bedraagt het eigen aandeel van de ouders in de behoefte van het kind € 450,- per maand. Dit forfaitaire systeem is opgenomen in het Rapport Alimentatienormen, waarvan rechters, met het oog op een uniforme rechtstoepassing, over het algemeen bij de bepaling van de hoogte van de kinderalimentatie gebruik maken. Het kan echter voorkomen dat een rechter besluit van het Rapport Alimentatienormen af te wijken, omdat het forfaitaire systeem niet in alle gevallen geschikt is voor de bepaling van de behoefte van een kind. Zo ook in de volgende zaak.

Bijzonder geval: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 juni 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5593

In een zaak waarin de behoefte van een baby moest worden bepaald, heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een dergelijk besluit genomen. Het kind had namelijk in grote welstand geleefd bij zijn ouders, niet dankzij de eigen inkomsten van de ouders, maar door die van de grootouders. Partijen werden gedurende hun relatie grotendeels onderhouden door de ouders van de man, die bijna alles voor hen betaalden. Zo woonden partijen bijvoorbeeld samen in  een woning van de grootouders met een WOZ-waarde van ruim € 800.000,-, waarvoor zij feitelijk geen huur betaalden, verzorgden de grootouders de auto’s en kleding voor partijen en betaalden zij vrijwel alle (vaste) lasten voor partijen.

Aangezien de grootouders volgens het hof grotendeels voor het levensonderhoud van hun zoon en daarmee ook van de vrouw en het kind zorgden, bepaalden zij in feite het niveau van welstand van dit gezin. De behoeftebepaling van een kind dat in gezinsverband met de ouders heeft geleefd, strekt er toe de welstand die het kind gewend was, zoveel mogelijk te laten continueren na het uiteengaan van de ouders. Reden dus voor het hof om in dit geval af te wijken van de forfaitaire systematiek die gebaseerd is op het netto gezinsinkomen van de ouders, welk inkomen aanzienlijk lager is dan de uitgaven die de grootouders ten tijde van hun relatie voor hen en hun kind deden. Naar het oordeel van het hof is het namelijk niet van belang waar de welstand waarin het kind leefde vandaan komt. Daarnaast speelde ook nog mee dat het ging om een zeer jong kind dat maar een zeer korte periode (ongeveer 8 maanden) na de geboorte in dit gezinsverband in die hoge mate van welstand had geleefd. Het hof bestempelt dit daarom als een atypisch geval waarin de forfaitaire systematiek niet zonder meer geschikt is voor de bepaling van de behoefte van de minderjarige en wijkt daar dus vanaf. Het hof stelt de behoefte van het kind vast op € 500,- per maand inclusief de kosten kinderopvang en bepaalt dat beide ouders hierin voor de helft bij dienen te dragen. Ter vergelijking: volgens de man bedraagt de behoefte van het kind (die hij wel zou hebben gebaseerd op het netto gezinsinkomen) maximaal € 300,- per maand inclusief de netto kosten van kinderopvang. Het daadwerkelijke netto inkomen van de ouders is echter niet in de uitspraak terug te vinden en voor de bepaling daarvan hadden partijen onvoldoende gegevens overgelegd, zodat de vergelijking met de behoefte op basis van de forfaitaire systematiek helaas niet kan worden gemaakt.

Klik hier om de volledige uitspraak te lezen.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel of heeft u andere familie-erfrechtelijke vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Margot Kleijnen of andere leden van de sectie familie-erfrecht.