BREIN mag een nieuw middel voeren tegen uploaders van inbreukmakende bestanden

expertise:

Intellectual Property

newsletter:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

This field is for validation purposes and should be left unchanged.

04 April 2016

De Autoriteit Persoonsgegevens (de ‘AP’, voorheen bekend als het CBP), belast met het toezicht op de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna ‘Wbp’), gaf op 14 maart 2016 in een nieuwsbericht aan groen licht te hebben gegeven voor het nieuwe wapen van stichting BREIN in de strijd tegen piraterij in het intellectueel eigendom; het anti-piraterij onderzoeksbestand. 

De stichting had al in juli 2015 melding gedaan bij de Autoriteit Persoonsgegevens omdat het voornemens was de IP-adressen alsook de gebruikersnamen van BitTorrentgebruikers vast te leggen die mogelijk betrokken zouden zijn bij een auteursrechtinbreuk. Doordat dit zoek- en selectieproces van de persoonsgegevens (gedeeltelijk) geautomatiseerd zou gaan geschieden moest BREIN dit melden bij de AP (ingevolge artikel 27 Wbp). De AP concludeerde op grond van deze melding dat deze persoonsgegevens zouden worden vastgelegd voor een onderzoek naar auteursrechtinbreuken zonder de betrokkene daarvan onverwijld op de hoogte te stellen. Bovendien zou het gaan om strafrechtelijke gegevens (het gaat hier immers om een inbreuk). Hierdoor was de AP genoodzaakt ingevolge artikel 31 Wbp een onderzoek in te stellen.

Het doel van genoemde verwerking is ‘het doen van onderzoek naar betrokkenheid van deze gebruikers bij ongeautoriseerde uitwisseling van auteursrechtelijk beschermde werken.’ Stichting BREIN verwerkelijkt dit door BitTorrentwebsites af te speuren naar vermoedelijke inbreuken op beschermd materiaal van haar klanten. De stichting heeft aangegeven dat het bij haar zoektocht naar deze gegevens de focus legt op gebruikers die actief, zonder toestemming, auteursrechtelijk beschermde werken aanbieden op het BitTorrentplatform en die op grote schaal dergelijke bestanden delen. Het gaat hierbij om beschermde werken van Nederlandse makelij of die op de Nederlandse markt gericht zijn. Indien BREIN dergelijk materiaal gevonden heeft, neemt de stichting deel aan de zwerm van het inbreukmakend werk bestaande uit downloaders en uploaders van dit werk. Als er inderdaad sprake is van inbreukmakend materiaal, staat tevens vast dat deelnemers aan die zwerm betrokken zijn bij een schending van het auteursrecht. 

De IP-adressen alsmede eventuele aliassen van deze gebruikers worden vervolgens vastgelegd in het anti-piraterij databestand. De goedkeuring van de Autoriteit Persoonsgegevens houdt in dat stichting BREIN naar het oordeel van de AP conform de Wet bescherming persoonsgegevens handelt bij het verwerken van bovenstaande persoonsgegevens. De AP acht bij deze goedkeuring de selectiecriteria die Stichting BREIN bij haar zoektocht naar inbreukmakers gaat hanteren van belang, namelijk: 

  1. Slechts de IP-adressen uit Nederland worden verder onderzocht. IP-adressen die hun oorsprong vinden in het buitenland worden onverwijld verwijderd uit het onderzoeksbestand. 
  2. De focus van stichting BREIN ligt op IP-adressen die zich als eerste in het netwerkverkeer van de inbreukmakende bestanden bevinden. Dit zijn IP-adressen van de eerste uploaders, alsmede downloaders die het auteursrechtelijk beschermde werk binnenhalen. 
  3. Gebruikers moeten het complete inbreukmakende werk bezitten en beschikbaar stellen. 
  4. BREIN zal enkel nader onderzoek verrichten als de betreffende uploader regelmatig voorkomt in meerdere zwermen als aanbieder van vermoedelijk inbreukmakend materiaal. Om te kunnen constateren of er sprake is van herhaling bewaart BREIN de IP-adressen twaalf weken. Indien er géén sprake is van recidive zullen de persoonsgegevens worden verwijderd.

Indien de uploader voldoet aan bovenstaande criteria zal BREIN proberen de NAW-gegevens te achterhalen. Dit doet zij door de ISP (internet service provider) aan te schrijven met een melding van genoemde constatering. Echter weigeren veel ISP’s deze persoonsgegevens vrij te geven. Hierdoor zal de stichting de stap naar de rechter moeten zetten om deze IP-adressen alsnog met een bevel via de ISP te herleiden naar een abonneehouder. Dit betekent echter niet dat een dergelijke gegevensvordering van BREIN altijd slaagt. Zo besliste de Rechtbank Utrecht enkele maanden geleden nog ten nadele van de stichting. (Rb. Utrecht 16 december 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:8974)

Indien BREIN de NAW-gegevens van de inbreukmaker ontvangen heeft kan de stichting kiezen uit een arsenaal van mogelijkheden om op te treden. De lichtste sanctie is het afgeven van een waarschuwing. Indien de inbreuk ernstiger is zal de stichting trachten een minnelijke schikking te treffen met de inbreukmaker, eventueel inclusief betaling van de gemaakte kosten en pogen hem een onthoudingsverklaring met boetebeding te laten tekenen. Indien hier geen gehoor aan wordt gegeven zal BREIN de inbreukmaker dagvaarden waarin een verbod evenals een vergoeding van de gemaakte kosten wordt gevorderd. Aanvullend kan er in dit proces ook nog een schadevergoeding voor de materiële schade worden gevorderd; misgelopen inkomsten bijvoorbeeld. Tenslotte maakt BREIN zeer geregeld gebruik van ex parteverzoeken. Dit zijn procedures waarbij de rechter zonder de wederpartij erbij te betrekken afgaat op de stellingen van de rechthebbende en een verbod kan uitspreken tegen bijvoorbeeld een inbreukmaker. Zo heeft de stichting onlangs nog via een dergelijk ex parte verzoek op 11 maart j.l. de torrentreleasegroup 2Lions Team opgerold. Bij deze jacht heeft de stichting met drie leden van de releasegroup een minnelijke schikking getroffen van in totaal €67.500.

 

Wat betekent dit voor de peers (deelnemers aan de zwerm) van het auteursrechtelijk beschermd materiaal?

Het BitTorrentprotocol is ontworpen om te geven en te nemen. De standaardinstellingen van vrijwel alle BitTorrentclients zorgen ervoor dat een gebruiker die een auteursrechtelijk beschermd bestand downloadt deze simultaan deelt met andere gebruikers. Wanneer het bestand compleet is wordt deze tezamen met andere gedownloade bestanden compleet beschikbaar gesteld aan andere gebruikers. Deze BitTorrentclients staan vaak automatisch zo ingesteld dat ze gelijktijdig met de computer starten. Indien de gebruiker de auteursrechtelijk beschermde werken dus niet verwijdert uit het programma zullen deze werken continu worden geüpload als de computer aanstaat. Dit zorgt er voor dat er naast de bewuste delers dus ook een flink aantal onbewuste gebruikers, over een lange tijdspanne, veel materiaal uploaden. Met het nieuwe anti-piraterij onderzoeksbestand springen juist deze gebruikers in het oog van BREIN.

Veel gebruikers maken tegenwoordig echter gebruik van Popcorn Time. Popcorn Time heeft als streamingdienst de afgelopen tijd flink aan populariteit gewonnen als alternatief op het downloaden van volledige filmbestanden. Popcorn Time streamt films door gebruik te maken van hetzelfde BitTorrentprotocol waardoor dezelfde beschermde werken via hetzelfde netwerk uitgewisseld worden. Echter downloadt Popcorn Time in plaats van het complete bestand enkel zeer kleine fragmenten uit de film en plaatst deze in een buffer. Deze buffer zorgt ervoor dat de gebruiker de gehele film kan afspelen zonder het volledige bestand te bezitten. Doordat deze gebruiker géén complete kopie van het auteursrechtelijk beschermd materiaal bezit, maar enkel een miniem stukje, een tijdelijke reproductie (artikel 13a Auteurswet) is het de vraag of deze handeling onrechtmatig is. De Rechtbank Midden-Nederland heeft vragen over dit onderwerp gesteld aan het Europees Hof van Justitie. Het hof zal zich over deze kwestie gaan buigen waardoor het nog afwachten is hoe er juridisch tegen streaming aan zal worden gekeken. (Rb. Midden-Nederland 10 juni 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:4343)

Het is nog niet te zeggen wat voor gevolgen dit nieuwe strijdmiddel tegen inbreuken op het intellectueel eigendomsrecht zal hebben voor uploaders van beschermd materiaal. Rechtszaken met vermoedelijke inbreukmakers zullen laten zien hoe succesvol dit nieuwe instrument zal zijn. De vraag die in deze rechtszaken waarschijnlijk centraal zal komen te staan is de vraag wat een IP-adres zegt over een vermoedelijke inbreukmaker. Deze vraag is relevant omdat de NAW-gegevens van een inbreukmakend IP-adres niets hoeven te zeggen in situaties als studentenhuizen, hotels, scholen en andere gevallen waarin het mogelijk is dat het inbreukmakende IP-adres niet gelijk staat aan de daadwerkelijke inbreukmaker.

Kortom, het arsenaal van stichting BREIN wordt uitgebreid met een nieuw middel in de strijd tegen inbreuken op het auteursrechtelijk beschermd materiaal. De te verwachten rechtszaken zullen tonen hoe de resterende vragen ingevuld zullen moeten worden en daarmee ook hoe succesvol dit nieuwe instrument zal zijn. Hoe dan ook zal het nieuwe wapen van stichting BREIN grote veranderingen met zich mee brengen in de strijd tegen inbreuken op het intellectueel eigendom.

 

S.R. (Samuel) Wiegerinck
Juridisch medewerker sectie IE-IT & Privacy