Ontslag op staande voet vanwege diefstal medicatie leidt tot toekenning billijke vergoeding

newsletter:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

This field is for validation purposes and should be left unchanged.

18 October 2018

Bij een vermoeden van diefstal op de werkvloer, is nader onderzoek noodzakelijk. Werkgevers kunnen dit onderzoek zelf of door een externe partij, zoals een recherchebureau, laten uitvoeren. Dat een dergelijk onderzoek zorgvuldig moet worden ingestoken, blijkt wederom uit een recente uitspraak van de kantonrechter Arnhem. Hieronder staan wij kort bij deze uitspraak stil. Ook geven wij u een aantal praktische (privacy) tips mee.

Achtergrond

Werkneemster is bij werkgever, een woonzorgcentrum voor blinden en slechtzienden, als verpleegkundige in dienst. Bij werkgever geldt een geneesmiddelendistributieprotocol. Hierin zijn regels opgenomen over het uitdelen en bewaren van medicatie.

Op enig moment wordt werkgever door een collega van werkneemster op de hoogte gesteld van het (vermoedelijk) verdwijnen van slaap- en kalmeringsmedicijnen. Kort daarna verdwijnt er opnieuw medicatie uit de voorraad. Uit gegevens van een elektrisch slotsysteem op de ruimte waarin de medicijnen worden bewaard, blijkt dat alleen werkneemster die nacht in die ruimte is geweest.

Daarop schakelt werkgever een recherchebureau in. Ook worden tijdelijk (verborgen) camera’s opgehangen in de ruimte waar de medicatie zich bevindt.

Werkneemster wordt door werkgever met de camerabeelden geconfronteerd. Daarop is te zien dat werkneemster enkele keren iets (waarschijnlijk medicijnen) in de zak van haar uniform stopt. Werkneemster verklaart dat haar handelwijze die nacht afweek van het geneesmiddelendistributieprotocol, maar ontkent dat zij medicijnen heeft weggenomen. Na het gesprek wordt werkneemster op non-actief gesteld en vervolgens op staande voet ontslagen.

Op verzoek van werkgever maakt het recherchebureau na het ontslag op staande voet een rapport op waarin de onderzoeksbevindingen naar de diefstal zijn opgenomen. Bij het rapport zijn gevoegd: diverse verklaringen van collega’s van werkneemster, een verslag van het gesprek met werkneemster, het geneesmiddelendistributieprotocol, opgaven van door collega’s van werkneemster uitgevoerde tellingen van de medicijnvoorraad, aftekenlijsten van aan patiënten verstrekte medicatie en een beschrijving van de camerabeelden. Later blijkt deze informatie onvoldoende om de diefstal aan te kunnen tonen.

Beoordeling kantonrechter

Werkneemster start na haar ontslag een procedure bij de kantonrechter. Zij berust in de omstandigheid dat haar dienstverband door het ontslag op staande voet is geëindigd. Echter, zij bestrijdt wel dat zij aan werkgever een dringende reden voor ontslag heeft gegeven. In onderhavige procedure maakt zij daarom aanspraak op de transitievergoeding en een billijke vergoeding (€ 50.000,- bruto).

Op verzoek van de kantonrechter worden de camerabeelden door werkgever in de procedure overgelegd. De kantonrechter is van oordeel dat de camerabeelden onvoldoende duidelijkheid geven over de beweerdelijke diefstal van werkneemster. Bovendien is door werkgever en/of het door haar ingeschakelde recherchebureau niet vastgesteld dat werkneemster nog in het bezit was van de medicatie op het moment dat zij, na afloop van haar werkzaamheden, het pand van werkgever verliet. Het is dus ook mogelijk geweest dat werkneemster de medicijnen aan patiënten heeft verstrekt, aldus de kantonrechter.

Dit alles in samenhang bezien maakt dat onvoldoende is komen vast te staan dat werkneemster zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en/of verduistering van medicatie. Dat werkneemster zich niet heeft gehouden aan het geneesmiddelendistributieprotocol, maakt dit niet anders. De kantonrechter concludeert dan ook dat een dringende reden voor het ontslag op staande voet ontbreekt. Er wordt een transitievergoeding van ruim € 10.000,- bruto en een billijke vergoeding van € 25.000,- bruto toegekend.

Bij de billijke vergoeding speelt mee dat werkgever de beweerdelijke diefstal heeft gemeld aan de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd. Daardoor zal het volgens de kantonrechter voor werkneemster moeilijk zijn om een nieuwe baan in de zorg te vinden.

Afsluiting

Bovenstaande uitspraak laat zien dat een onderzoek op de werkvloer zorgvuldig en nauwkeurig moet worden uitgevoerd. Als een ontslag op staande voet namelijk geen stand houdt, kunnen de kosten voor de werkgever hoog oplopen.

Met onderstaande tips helpen wij u alvast op weg:

  • Zorg ervoor dat u een gecertificeerd (en daarmee betrouwbaar) recherchebureau inschakelt;
  • Verlies ook niet de privacyaspecten uit het oog. Een onderzoek door een recherchebureau is (hoewel onder omstandigheden gerechtvaardigd) een inbreuk op de privacy van uw werknemer;
  • Zorg daarom dat een protocol is opgesteld voor het uitvoeren van een onderzoek op de werkvloer. Betrek daarbij de OR. Bij een dergelijk onderzoek worden persoonsgegevens van medewerkers verwerkt, waardoor instemming van de OR is vereist;
  • Betrek bij het protocol ook de privacyaspecten, zoals: welke persoonsgegevens worden in het kader van het onderzoek verwerkt, voor welke doeleinden, worden de gegevens aan derden verstrekt, hoe lang worden de gegevens bewaard, welke beveiligingsmaatregelen ten aanzien van de gegevens zijn er getroffen en wat zijn de rechten van de medewerkers?
  • Maak het protocol bekend bij het personeel en eventueel bij de personen die het onderzoek aansturen;
  • Check of er voor uw sector een (goedgekeurde) branchecode op het gebied van onderzoek en/of het omgaan met persoonsgegevens geldt;
  • Schakelt u een externe partij, zoals een recherchebureau, in? Mogelijk moet er dan een verwerkersovereenkomst worden gesloten;
  • Voer alleen een onderzoek uit als daartoe een concrete aanleiding bestaat.

Heeft u hulp nodig bij het opstellen van een protocol voor onderzoek op de werkvloer? Of zijn er andere vragen naar aanleiding van deze blog? Neem dan gerust contact op met Karen Knook (k.knook@banning.nl / +31 73 8000 936).

 

 

Bron: Kantonrechter Arnhem, 27 september 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:4130.