Auto te goeder trouw verkregen, ondanks nalaten onderzoek kentekenpapieren en beschikkingsbevoegdheid garagehouder.

25 August 2009

Op 26 augustus 2009 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg in een geschil tussen een financieringsbedrijf en de koper van een auto geoordeeld dat X, ondanks het feit dat hij een auto heeft verkregen van een tot die levering onbevoegde garagehouder, zonder onderzoek te doen naar die beschikkingsbevoegdheid, toch te goeder trouw de auto heeft verkregen.

Feiten

DFM is een financieringsbedrijf dat is gespecialiseerd in het financieren van dealerbedrijven in de autobranche. In dat verband heeft zij een (overeenkomst gesloten met garagehouder A terzake de financiering van demonstratieauto’s. Op basis van die raamovereenkomst hebben A en DFM per demonstratieauto deelovereenkomsten gesloten. DFM heeft een stil pandrecht verkregen op de demonstratieauto’s die op basis van deelovereenkomsten aan A werden geleverd. Op 26 januari 2009 heeft de voorzieningenrechter DFM verlof verleend om de stil verpande auto’s in beslag te nemen (en te doen afgeven). A is op 30 januari 2009 failliet verklaard. X, gedaagde in dit geding voor de voorzieningenrechter heeft echter voorafgaand aan het faillissement van A, een auto van A geleverd gekregen. X weigert deze auto aan DFM af te geven. DFM vordert afgifte van de betreffende auto.

Stellingen DFM

DFM heeft, ter onderbouwing van haar vordering, aangevoerd dat A de auto onbevoegd, en zonder te beschikken over het overschrijvingsbewijs, aan X heeft verkocht en geleverd. Dit terwijl de auto nog met DFM moest worden afgerekend onder de tussen DFM en A bestaande raamovereenkomst en de op basis daarvan afgesloten deelovereenkomst. Volgens DFM is niet komen vast te staan dat X de auto heeft betaald door inruil van zijn vorige auto en ook niet dat hij ten tijde van de bezitsverkrijging te goeder trouw was. Volgens DFM had X als verkrijger van een (tweedehands) auto op grond van de jurisprudentie tenminste de autopapieren moeten onderzoeken. Aan die verplichting heeft X volgens DFM niet voldaan, aangezien DFM in het bezit is van het overschrijvingsbewijs. Nu het overschrijvingsbewijs ontbrak en X wist dat de auto een demo betrof, had X kunnen dan wel behoren te weten dat er sprake was van een gefinancierde auto waarop een beperkt recht rust. X kan zich volgens DFM dan ook niet beroepen op verkrijging van de auto te goeder trouw, zodat het pandrecht van DFM op de auto is blijven rusten.

Stellingen X

X voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen van DFM, met veroordeling van DFM in de kosten van het geding. X stelt dat de dagvaarding nietig is, aangezien in de dagvaarding zijn naam onjuist is gespeld en dat de vordering zich bovendien niet leent voor een behandeling in kort geding. Volgens X is niet is komen vast te staan dat A de auto onbevoegd aan hem heeft geleverd en dat de auto niet werd betaald aan DFM. Los daarvan stelt X dat hem een beroep op de goede trouw toekomt. A was, volgens X, een eersteklas en gerespecteerd autobedrijf. X heeft op 1 juli 2008 bij A een nieuwe auto gekocht, welke voor hem is besteld. Het kenteken van deze auto stond op naam van A, zijnde de eerste kentekenhouder. Er bestond volgens X geen reden om denken dat A de auto niet mocht verkopen en/of dat A beschikkingsonbevoegd zou zijn geweest ten tijde van de verkoop. Dat er een demoregeling van toepassing kon zijn was bij hem niet bekend. Hij heeft het geleverde voertuig volledig betaald door middel van inruil van zijn vorige auto. X betwist dat er voor de koper van een auto een onderzoeksverplichting rust naar de bevoegdheid van de verkoper, temeer nu in casu geen sprake is van een tweedehands auto.

Oordeel voorzieningenrechter

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het aannemelijk dat A onbevoegd was de auto onbezwaard aan X te verkopen en leveren, nu in de raamovereenkomst is bepaald dat het voorbehouden pandrecht op een auto slechts dan komt te vervallen indien en zodra alle door A aan DFM voor die betreffende auto verschuldigde bedragen volledig zijn betaald. DFM heeft, mede gelet op het door de voorzieningenrechter verleende verlof tot afgifte/inbeslagname van aan DFM stil verpande zaken, voldoende aannemelijk gemaakt dat A haar betalingsverplichtingen jegens DFM niet volledig is nagekomen, ook voor wat betreft de aan X geleverde auto. Het pandrecht van DFM is dan ook op de auto blijven rusten en A mocht de auto dan ook niet vervreemden aan X.

Nu er aan de zijde van A sprake is van beschikkingsonbevoegdheid, kan er volgens de voorzieningenrechter slechts dan sprake zijn van een geldige overdracht, indien de overdracht anders dan om niet geschiedt en X als verkrijger van de auto op het moment van de bezitsverkrijging te goeder trouw was. De voorzieningenrechter oordeelt dat X voldoende aannemelijk heeft gemaakt geworden dat hij de auto heeft betaald door middel van inruil van zijn vorige auto. X is dan ook te goeder trouw. Onbetwist is dat A een gerenommeerd autobedrijf was dat al vele jaren bestond. X heeft de auto besteld en gekocht ruim voordat het autobedrijf in staat van faillissement werd verklaard. Van X kon dan ook niet verwacht worden dat hij, ondanks dat het kenteken van de auto op naam van A stond, nader onderzoek zou doen naar diens beschikkingsbevoegdheid. X mocht er op vertrouwen dat A het kenteken van de auto alsnog op zijn naam zou zetten. De vordering van DFM wordt afgewezen.

Vrznr. Rb. Middelburg 19 augustus 2009, LJN BJ5620, www.rechtspraak.nl.

FIP Nieuwsbrief – augustus 2009 – R.J. Versteeg, Banning N.V.