Bestuurdersaansprakelijkheid

02 February 2010

In het onderstaande zal het onlangs verschenen vonnis van de rechtbank Arnhem d.d. 23 december 2009 LJN BK8787 over bestuurdersaansprakelijkheid worden besproken. In dit vonnis oordeelt de rechtbank over de vraag of een bestuurder jegens een derde aansprakelijk is voor de schulden die de vennootschap is aangegaan. Daarbij wordt eerst ingegaan op de feiten en daarna zullen de relevante rechtsoverwegingen van de rechtbank uiteen worden gezet.

Feiten

In het onderhavige geval heeft een advocatenkantoor het bedrijf Cargorent B.V., waarvan gedaagde enig statutair bestuurder was, juridische bijstand verleend. Voordat de werkzaamheden aanvingen heeft het advocatenkantoor aan Cargorent B.V. een voorschotfactuur gezonden. Daarna zijn nog facturen gezonden op 19 december 2006 voor een bedrag van € 4.861,15 en op 4 juni 2007 voor een bedrag van € 1.055,41. Deze facturen zijn door Cargorent B.V. niet betaald.

Nadat betaling uitbleef heeft het advocatenkantoor vervolgens, na aanmaning, Cargorent B.V. gedagvaard teneinde betaling van deze facturen te verkrijgen. Cargorent B.V. is door de rechtbank bij vonnis van 5 september 2007 bij verstek veroordeeld de gevorderde bedragen aan het advocatenkantoor te voldoen. Het verstekvonnis is op 8 oktober 2007 aan Cargorent B.V. betekend, met het bevel het bedrag van € 7.945,10 te voldoen.
De bestuurder, in casu gedaagde, heeft namens Cargorent B.V. vervolgens bij brief van 17 oktober 2007 aan het advocatenkantoor voorgesteld om een bedrag van € 3.000,00 te voldoen bij wijze van regeling in der minne. Op 12 maart 2008 hebben Cargorent B.V., daarbij vertegenwoordigd door haar bestuurder en het advocatenkantoor een minnelijke regeling bereikt. De schikking betrof de betaling van een bedrag van € 3.272,50 inclusief btw door Cargorent B.V. aan het advocatenkantoor.

Vervolgens is Cargorent B.V. op 18 maart 2008 in staat van faillissement verklaard. Cargorent B.V. had ten tijde van het faillissement nog geen betalingen verricht uit hoofde van de schikking.

De vordering

In deze procedure vordert het advocatenkantoor primair betaling van de facturen ad € 7.638,41 vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente over beide bedragen vanaf de dag der verschuldigdheid tot de dag der algehele voldoening. Subsidiair vordert het advocatenkantoor veroordeling van de bestuurder tot betaling van € 6.684,56, eveneens vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.

Beoordeling rechtbank

De rechtbank oordeelt dat het advocatenkantoor ter onderbouwing van voornoemde vordering stelt dat de bestuurder in naam van Cargorent B.V. verplichtingen is aangegaan, terwijl hij bij het verstrekken van de opdracht wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat Cargorent B.V. niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg van de niet nakoming te lijden schade. Het advocatenkantoor voerde aan dat het voorgaande blijkt uit het feit dat Cargorent B.V. niet heeft gereageerd op de sommaties, en dat zij evenmin verweer heeft gevoerd in de procedure bij de rechtbank die heeft geleid tot het verstekvonnis van 5 september 2007 en daarvan ook niet in verzet is gekomen. Zij stelt dat de bestuurder hiervan een zodanig verwijt treft dat hij jegens het advocatenkantoor aansprakelijk is en de onbetaalde facturen aan haar dient te voldoen.

De bestuurder betwist dat hij ten tijde van het verstrekken van de opdracht aan het advocatenkantoor wist dan wel redelijkerwijs kon weten dat Cargorent B.V. die facturen niet zou kunnen voldoen. Tijdens de comparitie heeft de bestuurder verklaard dat Cargorent B.V. haar activiteiten begin 2008 heeft gestaakt. Die activiteiten zijn sinds 2006 afgebouwd, in opdracht van de bank die er geen vertrouwen meer in had. In 2006 liepen er nog gewoon opdrachten en werden rekeningen gewoon nog betaald. Vanaf medio 2006 kwamen er geen nieuwe klanten meer bij. Op 12 maart 2008 wist de bestuurder van de faillissementsaanvraag.

De rechtbank is van oordeel dat het advocatenkantoor haar primaire vordering onvoldoende heeft onderbouwd met feiten, waaruit zou blijken dat de bestuurder al bij het verstrekken van de opdracht wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat Cargorent B.V. de facturen van het advocatenkantoor niet zou kunnen voldoen. Het niet reageren op facturen of sommaties en het verstek laten gaan in een procedure is daarvoor op zichzelf onvoldoende. De rechtbank zal de primaire vordering van het advocatenkantoor dan ook afwijzen.

Subsidiair heeft het advocatenkantoor gesteld dat de bestuurder onrechtmatig heeft gehandeld omdat hij ten tijde van het overeenkomen van de schikking op 12 maart 2008 wist of behoorde te weten dat Cargorent B.V. deze schikking niet na zou kunnen komen. De bestuurder heeft ter comparitie verklaard dat hij op 12 maart 2008 wist dat een faillissementsaanvraag was ingediend. Verder heeft de bestuurder verklaard dat Cargorent B.V. haar activiteiten begin 2008 had gestaakt. Hij heeft slechts gesteld dat de op 12 maart 2008 tot stand gekomen schikking ‘helaas’ niet meer tot uitvoer heeft kunnen komen en dat deze gang van zaken als ‘betreurenswaardig’ kan worden betiteld, maar dat een ‘onrechtmatig karakter hier evenwel niet in ligt besloten’.

De rechtbank is van oordeel dat de bestuurder ten tijde van het aangaan van de schikking redelijkerwijs behoorde te weten dat Cargorent B.V. de verplichtingen die uit de schikking voortvloeiden niet meer zou kunnen nakomen. Niet alleen was hij toen op de hoogte van de faillissementsaanvraag, hij wist ook dat Cargorent B.V. alle activiteiten toen had gestaakt. De subsidiaire vordering zal dan ook worden toegewezen, zij het dat de schade bestaat uit de niet nakoming van de getroffen schikking. Aan het advocatenkantoor zal dan ook het bedrag van de bereikte schikking ad € 3.272,50 inclusief BTW worden toegewezen.

Conclusie

Uit dit vonnis blijkt aldus dat de rechtbank zeer terughoudend is in het aannemen dat een bestuurder in naam van een vennootschap verplichtingen is aangegaan, terwijl hij bij het verstrekken van de opdracht wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat die vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden. In het onderhavige geval had de bestuurder verklaard dat hij ten tijde van het overeenkomen van de schikking, aldus op 12 maart 2008, ook het faillissement had aangevraagd. Aldus kan worden geconcludeerd dat vorderingen waaraan bestuurdersaansprakelijkheid ten grondslag ligt enkel worden toegewezen indien evident is dat de bestuurder wist, althans redelijkerwijs kon weten dat de vennootschap haar verplichtingen niet kan nakomen.