Geen recht op inzage door werknemer van interne notities

expertise:

Employment law

newsletter:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

This field is for validation purposes and should be left unchanged.

26 February 2012

Het Gerechtshof te Amsterdam bevestigt dat een werknemer géén inzagerecht heeft in correspondentie tussen de verschillende afdelingen van werkgever inzake een arbeidsgeschil met betreffende werknemer, op een email van de voorzitter van de Ondernemingsraad aan de Raad van Bestuur en op de correspondentie tussen advocaat van werkgever en de afdeling Legal/Arbeidszaken.

Inleiding

Regelmatig is er discussie over de vraag of bepaalde gegevens vallen onder het inzagerecht ex artikel 35 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), met een beroep op welk artikel, een werknemer inzage en afschrift vraagt van stukken.

Juridisch kader

Artikel 35 Wbp, is ook van toepassing op een arbeidsrelatie en op grond hiervan kan werknemer, met redelijke tussenpozen, aan de werkgever vragen of, en zo ja welke persoonsgegevens van hem worden verwerkt.
Indien er persoongegevens worden verwerkt, moet de werkgever aan de werknemer daarvan in begrijpelijke woorden een overzicht verstrekken. In dat inzagerecht ligt overigens, volgens de Hoge Raad, besloten het recht op kopieën en afschriften.
Het inzagerecht geldt echter niet onbeperkt.
Het inzagerecht strekt zich niet uit tot interne notities die de persoonlijke gedachten van de medewerkers van de werkgever bevatten en die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad. Overigens valt een uiteindelijk op grond van bedoelde notities opgemaakt definitief rapport wel onder het inzagerecht.
Een andere uitzondering is gegeven in artikel 43 Wbp, welk artikel onder bepaalde omstandigheden een uitzondering maakt op het inzagerecht, zoals wanneer die uitzondering noodzakelijk is in het belang van “de bescherming van betrokkenen of rechten en vrijheden van anderen”. Onder die “anderen” kan ook de werkgever zelf worden begrepen.

Deze zaak

In deze zaak had de werkgever op verzoek van de werknemer een overzicht verstrekt van de door haar verwerkte persoonsgegevens. Zij weigerde echter te verstrekken:

 –      

de correspondentie tussen de afdelingen Arbeidszaken en andere afdelingen van de    werkgever met betrekking tot het arbeidsgeschil met de werknemer;

een email van de voorzitter van de Ondernemingsraad aan de (toenmalige) Raad van Bestuur;

de correspondentie tussen de advocaat van werkgever en de afdeling Legal/Arbeidszaken van de werkgever.

Het Gerechtshof is met de werkgever van oordeel, dat deze stukken correspondentie betreft tussen de medewerkers van de werkgever, welke de persoonlijke gedachten van medewerkers van de werkgever bevatten en die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad. Deze vallen niet onder het inzagerecht van artikel 35 Wbp, ook niet indien de persoonlijke aantekeningen, gedachten schriftelijk, waaronder begrepen “elektronisch” worden gedeeld met andere werknemers. Dat rechtvaardigt namelijk niet, aldus het Gerechtshof, de conclusie dat deze bedoeld zijn om tezamen met andere persoonsgegevens in een bestand te worden opgenomen.

(Gerechtshof Amsterdam, 05—7-2011, JAR 2012/7)