Handhaving en toezicht bij asbestsanering aangescherpt: de saneringsbranche gesaneerd?

21 November 2011

Uit het veelbesproken “rapport Bartels” dat in 2009 in opdracht van het Ministerie van SZW het daglicht zag, kwam naar voren dat asbestverwijdering uit gebouwen vaak zonder de daartoe vereiste vergunning plaatsvond. In de gevallen dat er wél met vergunning was gesaneerd, werden de regels met betrekking tot inventarisatie en verwijdering van asbest door de gecertificeerde bedrijven veelal niet correct nageleefd. Het Ministerie van SZW heeft geconstateerd dat het zelfcorrigerende vermogen van het certificatiestelsel, door de commerciële belangen van de certificeringsinstellingen (hierna te noemen: CKI’s) onvoldoende was, waarbij met name het toezicht op de certificaathouders tekortschoot. Het certificeringstelsel is om die reden behoorlijk op de schop gegaan. Vanaf 2012 zullen de certificaathouders met een verscherpt systeem van handhaving en toezicht worden geconfronteerd. Welke gevolgen dat voor uw bedrijf kan hebben leest u hierna.

Vanaf 1 januari 2012 zijn de CKI’s zelfstandige bestuursorganen. Zij moeten zich veel meer dan voorheen met het toezicht op de certificaathouders gaan bezighouden. Er zijn nieuwe certificatieschema’s vastgesteld. Deze schema’s gaan gelden vanaf 1 februari 2012 en staan boordevol aangescherpte normen, waaraan een asbestinventarisatie- of asbestverwijderingsbedrijf moet voldoen. Ook de schema’s voor de persoonscertificaten, zoals de SC-510 voor de Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA) zijn aangepast. Om inzicht te geven in het handhavingsysteem zal hierna het nieuwe procescertificatieschema SC-530 voor asbestverwijdering op hoofdlijnen tegen het licht worden gehouden. De SC-540 voor asbestinventarisatie kent een vergelijkbare opzet.

Veel uitgebreider dan in voorgaande schema’s beschrijft de nieuwe SC-530 eisen waaraan de certificaathouder moet voldoen. Die normen zien op

  • administratieve eisen, bijvoorbeeld de eis dat een aandeelhouder van een verwijderingsbedrijf niet tevens aandeelhouder bij een inventarisatiebedrijf mag zijn (par. 7.2.1);
  • eisen aan de beheersing en borging van de asbestverwijdering, bijvoorbeeld de eis dat bij het plannen van asbestverwijdering een projectgericht Risico-Inventarisatie  & Evaluatie (RI&E) wordt opgesteld (par. 7.12.1);    
  • eisen aan de asbestverwijdering, bijvoorbeeld de eis dat een Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA) aantoonbaar en voortdurend toezicht moet houden op de werkzaamheden. (par. 7.15.3) 

Op grond van artikel 1.5g van het gewijzigde Arbobesluit, kan de CKI een certificaat intrekken, wijzigen of schorsen. De nieuwe SC-530 geeft invulling aan die bevoegdheid en schrijft voor welke maatregelen een CKI bij een bepaalde afwijking moet treffen. De sanctiemaatregelen die een CKI kan treffen zijn:

  • de onvoorwaardelijke intrekking (cat. I);
  • de schorsing (cat. II);
  • de voorwaardelijke intrekking (cat. III);
  • de waarschuwing (cat IV).

De onvoorwaardelijke intrekking leidt ertoe dat een certificaathouder gedurende 12 maanden geen nieuw certificaat kan aanvragen, ook niet bij een andere CKI.  In een tabel bij de SC-530 (5.5.3, bijlage I) is een sanctielijst neergelegd, die aangeeft welke sanctie bij welke afwijking wordt toegepast.

Meerdere afwijkingen of herhaalde overtredingen leiden onder omstandigheden tot een hogere sanctie (par 5.5.2.3). Als bijvoorbeeld de opgestelde RI&E niet volledig is, leidt dat op grond van tabel 5.5.3 tot een voorwaardelijke intrekking. Wordt zo’n afwijking in een periode van 1 jaar zes maal geconstateerd, dan leidt dat tot onvoorwaardelijke intrekking.   

De CKI kan slechts onder bijzondere omstandigheden van de sanctielijst afwijken. In het certificatieschema staat aangegeven dat bijzondere omstandigheden niet veel voorkomend zijn. Als er al sprake is van bijzondere omstandigheden dan zal dit niet snel leiden tot onevenredigheid, gezien het belang van het leven en de gezondheid van mensen en dat de overheid moet kunnen vertrouwen op de certificaathouder. Bedrijfsbelangen van de asbestverwijderaar rechtvaardigen in beginsel geen afwijking van de sanctielijst.     

In het schema (paragraaf 5.2) wordt verder voorgeschreven met welke frequentie een CKI haar certificaathouders moet controleren. Die controles vinden plaats op de vestigingslocatie van het bedrijf en, onaangekondigd, op de projectlocatie waar asbest wordt verwijderd. De hoeveelheid controles is afhankelijk van het aantal projecten dat de certificaathouder jaarlijks uitvoert.  

Ook beschrijft het schema SC-530 de besluitvormingsprocedures. Als een afwijking wordt geconstateerd die niet met een waarschuwing kan worden afgedaan, wordt het voornemen tot het treffen van een sanctie aan de certificaathouder kenbaar gemaakt. De certificaathouder kan daarop binnen twee weken een zienswijze kenbaar maken. De CKI kan aan de hand van die zienswijze besluiten het voornemen niet door te zetten omdat de feiten dermate bestreden zijn dat niet vaststaat dat sprake is van een overtreding. Als de CKI, eventueel na nader onderzoek, van mening is dat sprake is van een overtreding uit de categorieën I, II of III, dan neemt zij een sanctiebesluit. Tegen dat besluit kan bezwaar worden gemaakt en staat vervolgens beroep open bij de bestuursrechter.          

Er verandert dus veel voor de CKI’s. Waren zij in het verleden feitelijk cliëntgerichte dienstverleners, begin 2012 moeten zij getransformeerd zijn tot strenge toezichthoudende bestuursorganen, die aan de hand van een grote hoeveelheid normen controles moeten gaan verrichten. Deze gedaantewisseling zal ongetwijfeld veel inspanningen vergen. Het helpt daarbij niet dat er sprake is van meerdere CKI’s die op een uniforme wijze uitleg van en uitvoering aan de certificatieschema’s moeten geven. De minister heeft voorzien dat er sprake kan zijn van uiteenlopende norminterpretatie bij de CKI’s. Als meerdere CKI’s een norm verschillend uitleggen, dan dienen de afwijkende interpretaties te worden voorgelegd aan het zogenoemde Centraal College van Deskundigen, dat toeziet op eenduidige norminterpretatie. Gezien de zwaarwegende sancties die de certificaathouders boven het hoofd hangt, is het te hopen dat uiteenlopende norminterpretatie niet te vaak tot onterechte sancties gaat leiden.

Het voorgaande roept misschien de gedachte op dat een CKI niet in staat zal zijn om het toezicht op korte termijn serieus vorm te geven, waardoor de asbestverwijderingsketen vooralsnog weinig van de wetswijziging zou merken. Gezien de wijze waarop de Minister toezicht wil gaan uitoefenen op de CKI’s, heeft het er echter alle schijn van dat de soep wel degelijk zo heet gegeten gaat worden als ze wordt opgediend. In onze nieuwsbrief van volgende maand zullen wij het toezicht door de minister op de CKI’s bespreken en welke gevolgen dat voor u kan hebben.