Modernisering monumentenzorg

27 February 2012

Recentelijk is de Monumentenwet 1988 gemoderniseerd. Dit betekent onder andere dat er vanaf 2012 voor minder activiteiten aan monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten een vergunning nodig is. Het Kabinet heeft in 2009 de discussie tot aanpassing van de regelgeving aangezwengeld, omdat de Monumentenwet 1988 niet meer zou aansluiten bij hoe nu aangekeken wordt tegen monumentenzorg.

Met de verruiming van vergunningvrije activiteiten in het Bor (Besluit omgevingsrecht), zowel voor beschermde monumenten als in beschermde stads- of dorpsgezichten, zou worden tegemoetgekomen aan de wens van eigenaren en gemeenten tot vermindering van regeldruk. ‘Het gaat hierbij om gevallen waar een vergunningprocedure als preventieve beoordeling geen of een geringe meerwaarde oplevert voor monumentenzorg en hinderlijk is voor eigenaren’.

De modernisering richt zich op een drietal pijlers, namelijk:

  • (1) het beschermen van cultuurhistorie door middel van het bestemmingsplan ca (ruimtelijke plannen);
  • (2) het vereenvoudiging van regelgeving met als doel het voor eigenaren makkelijker te maken hun monument te onderhouden;
  • (3) het stimuleren van herbestemming van leegstaande monumenten met een subisieregeling, om zo leegstand en daarmee verval te voorkomen. Een aantal maatregelen die bij deze pijlers/doelstellingen hoort heeft geleid tot aanpassing van de regelgeving op het gebied van de monumentenzorg. In het onderstaande zal kort uiteen worden gezet welke veranderingen zijn doorgevoerd.

Wetswijziging
Monumentenwet ca

Het gaat hierbij in hoofdzaak om de volgende 4 wijzigingen:

  • De mogelijkheid voor belanghebbenden om op verzoek beschermde monumenten aan te wijzen is afgeschaft;
  • De grens van vijftig jaar voor aanwijzing rijksmonumenten is vervallen;
  • De juridische basis voor de subsidieregeling inzake herbestemming betreft een vergoeding van de kosten van een haalbaarheidsonderzoek en de zogenoemde wind- en waterdichtregeling – gedurende de periode dat de plannen worden voor herbestemming worden ontwikkeld – met het doel de mogelijkheden tot herbestemmen van monumenten te vergroten;
  • De (voorbereidings)procedure voor een monumentenvergunning wordt vereenvoudigd en versneld voor relatief eenvoudige ingrepen. Zo geldt voor gemeentelijke en provinciale monumenten niet meer de uitgebreide procedure van 26 weken, maar de regulier procedure van 8 weken. Ook zijn de gevallen waar het advies van de provincie nodig is beperkt.

Omgevingsvergunning/ Wet ruimtelijke ordening

Daarnaast is met het besluit tot aanpassing van het Besluit omgevingsrecht (BOR), dat een nadere uitwerking is van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), een (nieuw) vergunningvrij regime in het leven geroepen. Dit heeft het meeste stof doen opwaaien, omdat werd/wordt gevreesd dat hiermee de monumentenbescherming vogelvrij is verklaard.

Het betreft de navolgende wijzigingen:

1. Onderhoud en niet-monumentale onderdelen worden vergunningvrij;

Voor gewoon onderhoud, waarbij het uiterlijk van het rijksmonument niet wijzigt en voor inpandige wijzigingen aan onderdelen zonder monumentale waarde is vanaf 1 januari 2012 de vergunningplicht vervallen.

2. Activiteit bouwen;

De activiteit bouwen van een bouwwerk (art.2.1 lid 1 onder a Wabo) is in meer gevallen vergunningvrij.

NB. Bestaat een project uit bouwwerkzaamheden aan een monument, dan gaat het om de activiteit wijzigen van een monument en de activiteit bouwen. Voorheen was hiervoor een aparte monumentenvergunning en een aparte bouwvergunning nodig, nu één omgevingsvergunning. Met vergunningvrij wordt gedoeld op een activiteit en niet op het gehele project. Een andere activiteit uit hetzelfde project kan nog steeds vergunningplichtig zijn. Vergunningvrij betekent hier alleen vergunningvrij voor de activiteit bouwen. Bouwwerkzaamheden die een monument wijzigen zijn in Wabo-termen een project waarvan de activiteit ‘wijzigen van een monument’ vergunningplichtig blijft.

2a. Bouwen in, aan, op of bij een rijks-, provinciaal of gemeentelijk monument

Het gaat hier om bouwactiviteiten in, aan of op onderdelen van een monument zonder monumentale waarde, maar die wel deel uitmaken van het beschermde monument. Voor zover deze bouwactiviteiten het monument wijzigen dan is nog wel een omgevingsvergunning nodig, tenzij het gaat om onderhoud (zie hiervoor).

2b. Bouwen in rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten;

Voor nader omschreven bouwactiviteiten aan achtergevels of op achtererven is vanaf 1 januari 2012 geen vergunning meer nodig. Beoogd is om ‘kleine’ ingrepen, niet zichtbaar vanaf de openbare wet (dus aan de achterzijde), vergunningvrij te maken. Als voorbeeld wordt aangehaald de bouw van een schuurtje of het maken van een dakkapel.

3. Cultuurhistorie in het bestemmingsplan;

De Rijksoverheid wil dat er in de monumentenzorg niet alleen oog is voor het monument zelf, maar ook voor de omgeving ervan en het gebied op zichzelf. Dit betreft het zogenaamde gebiedsgerichte erfgoedbeleid. Dit beleid richt zich op cultureel-historische waarden in de brede zin. Hieronder vallen naast archeologische waarden ook gebouwd erfgoed en landschap, waarbij het dus ook gaat om sporen, objecten, patronen en structuren die bepalend zijn voor de geschiedenis en identiteit van een gebied.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat vanaf 1 januari 2012 in ruimtelijke plannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Dit betekent onder andere dat de gemeente kan bepalen dat een torenflat niet naast een monument mag worden gebouwd. Ook krijgen burgers hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of cultureel erfgoed wordt geraakt.

Conclusie

Het directe effect van de wijzigingen zal zijn dat de gemeenten voor de genoemde (deel)activiteiten geen aanvragen om een omgevingsvergunning meer ontvangen dan wel deze meteen kunnen afdoen met de mededeling dat de (deel)activiteit vergunningvrij is. Wel kan de eigenaar in gevallen waarin er twijfel is of er sprake is van een vergunningvrije activiteit hieromtrent duidelijkheid vragen aan de gemeente.