Noodzaak van correcte omschrijving dringende reden voor ontslag

expertise:

Employment law

newsletter:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

This field is for validation purposes and should be left unchanged.

15 April 2010

Dat de ontslagreden bij een ontslag op staande voet zeer nauwkeurig en voorzichtig moet worden geformuleerd blijkt wel weer eens uit een recente uitspraak van het Gerechtshof in Amsterdam.

Tijdens een bespreking op 17 maart 2009 is werknemer mondeling op staande voet ontslagen. Werkgever heeft dit ontslag schriftelijk bevestigd in een brief van 17 maart 2009 aan werknemer, waarin onder meer het volgende is vermeld:

“Op woensdag 11 maart jl. heeft er een conflict plaatsgevonden met één van uw collega’s hierbij is door u, onder getuige van meerdere personen, lichamelijk geweld gebruikt. Doordat het niet de eerste keer is dat u soortgelijk agressief gedrag vertoont, zijn wij genoodzaakt om u per directe ingang te ontslaan. Deze brief is mondeling toegelicht door …”

In de zaak die dient voor het Gerechtshof in Amsterdam dient te worden beoordeeld of aannemelijk is dat het door de werkgever aan de werknemer verleende ontslag op staande voet in een bodemprocedure stand zal houden. Daarvoor is vereist, zo overweegt het Hof, dat voldoende aannemelijk is dat sprake is van een dringende reden die onverwijld aan werknemer is meegedeeld. De bewijslast rust daarbij op werkgever.

Werknemer stelt dat geen sprake is van een ontslag dat onverwijld is gegeven. Immers, op 11 maart 2009 vond het conflict plaats, terwijl het ontslag op staande voet op 17 maart 2009 is verleend. Voor de onverwijldheid is van belang het tijdstip waarop de dringende reden ter kennis is gekomen van, in dit geval, werkgever. Zodra bij werkgever het vermoeden is gerezen dat zich een dringende reden tot ontslag van een werknemer voordoet, mag werkgever zich van de juistheid van dat vermoeden vergewissen. Zo kan werkgever een korte termijn gebruiken om een noodzakelijk onderzoek in te stellen of om bijvoorbeeld rechtskundig advies in te winnen. Wel dient werkgever steeds met de nodige voortvarendheid te handelen. Volgens het Hof heeft werkgever voldoende aannemelijk gemaakt dat de directeur die belast was met personeelszaken ten tijde van het voorval en kort nadien in verband met zaken in het buitenland verbleef. De andere directeur was die dag buiten kantoor in verband met het bezoeken van relaties. Bij terugkeer van de zakenreis, heeft de directeur eerst gesproken met de getuigen en heeft hij een gesprek gehad met de bedrijfsleider. Daags daarna is ontslag op staande voet verleend. Volgens het Hof heeft werkgever aldus met de nodige voortvarendheid gehandeld, zodat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven.

Volgens het Hof is echter geen sprake van een dringende reden die volledig aannemelijk is gemaakt door werkgever. In de brief waarin het ontslag op staande voet is bevestigd zijn een tweetal feiten vermeld. Allereerst heeft werkgever vermeld dat werknemer op 11 maart 2009 lichamelijk geweld heeft gebruikt jegens een van zijn collega’s. Het Hof acht deze feiten in voldoende mate te zijn bewezen. Daarnaast heeft werkgever gesteld dat, “doordat het niet de eerste keer is dat werknemer soortgelijk agressief gedrag heeft vertoond”, heeft zij geen andere keuze dan werknemer op staande voet te ontslaan. Volgens het Hof verwijst werkgever met “soortgelijk agressief gedrag” naar eerder “lichamelijk geweld”. Werkgever heeft echter in de procedure aangegeven dat werknemer in het verleden nooit eerder lichamelijk geweld jegens collega’s heeft gebruikt. Het Hof concludeert dan ook dat slechts een gedeelte van de dringende reden zoals door werkgever is aangegeven in de procedure is komen vast te staan. Het Hof voegt daar nog aan toe dat voorshands onvoldoende aannemelijk is dat werkgever ook werknemer op staande voet zou hebben ontslagen, indien slechts het eerste gedeelte van de dringende reden aan de orde zou zijn geweest. Kortom, het Hof is van oordeel dat er geen dringende reden is voor het ontslag op staande voet. Dit betekent dat werkgever veroordeeld wordt tot het doorbetalen van het salaris aan werknemer tot de datum waarop het dienstverband voorwaardelijk is ontbonden.