Uitspraak Hoge Raad: Procesrecht (ECLI:NL:HR:2017:411, 10 maart 2017, nr. 15/04414)

expertise:

Cassation (Supreme Court Appeals)

newsletter:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

This field is for validation purposes and should be left unchanged.

10 March 2017

Procesrecht. Vordering met betrekking tot processueel ondeelbare rechtsverhouding (boedelbeschrijving en verdeling nalatenschap). Te dagvaarden partijen; HR 8 november 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0405, NJ 1992/34. Gelegenheid tot herstel op de voet van art. 118 Rv; HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7840, NJ 2013/290, en HR 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:183. Nieuwe regels voor dagvaardingsprocedure; uitzondering op art. 136 Rv en op regel dat een rechtsmiddel uitsluitend kan worden ingesteld tegen wederpartij. Omvang gezag van gewijsde. Hoge Raad komt terug van regel aanvaard in HR 21 november 1952, ECLI:NL:HR:1952:AG1994, NJ 1953/468, HR 27 juni 1975, ECLI:NL:HR:1975:AC5606, NJ 1976/62, en HR 3 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9618, NJ 2002/393.

ECLI:NL:HR:2017:411, 10 maart 2017, nr. 15/04414

Klik hier voor de volledige uitspraak.