Niet-Ontvankelijkheid Onder de Algemene Wet Bestuursrecht bij Ontbreken van Handtekening: Een Diepgaande Analyse

14 January 2014

Het is alweer enige tijd geleden dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, de hoogste bestuursrechter in ons land, oordeelde dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland niet ontvankelijk was in hoger beroep. De aanleiding? Het college had zijn processtukken niet met de pen ondertekend, maar ging in plaats daarvan voor een ‘digitale’ handtekening. Een beslissing die ze de zaak kostte, omdat dit werd gezien als een vormvereiste.

Als we even terugkijken naar de feiten rondom dit arrest van vorige maand, zien we dat de inhoud van de zaak er eigenlijk niet veel toe doet. Waar het de rechter echt om gaat, is het onderstrepen van de wettelijke eisen bij procesvoering.

Zoek je het even op in Artikel 6:5(1) van de Algemene wet bestuursrecht (“Awb“) dan zie je direct dat een beroepschrift moet worden ondertekend. Doe je dat niet, dan kan de rechter je volgens artikel 6:6 Awb niet-ontvankelijk verklaren, maar alleen als je eerst de kans hebt gekregen om je fout te herstellen. En deze regel? Die geldt dankzij artikel 6:24 Awb ook in hoger beroep.

In het geval van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland werd er tot twee keer toe gekozen voor een digitale handtekening. In de brief stond vervolgens de volgende zinsnede: “Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voor dezen, mw. drs. J.A. Hilgersom, secretaris. Deze brief is digitaal vastgesteld, hierdoor staat er geen fysieke handtekening in de brief.”

Kijkend naar de artikelen 6:5 en 6:24 Awb, was het oordeel van de hoogste bestuursrechter duidelijk: een fysieke handtekening is vereist. Dit om te garanderen dat duidelijk is wie het (hoger) beroep heeft ingesteld en of die persoon of functionaris daartoe bevoegd is. Omdat deze ontbrak, werd het bestuursorgaan niet-ontvankelijk verklaard.

Tijdens de zitting probeerde het bestuursorgaan nog een beroep te doen op artikel 8:40a Awb, in samenhang met afdeling 2.3 van de Awb (elektronisch verkeer). Maar dit verweer werd direct van tafel geveegd omdat het hoger beroepschrift niet digitaal, maar op papier was ingediend.

De hoogste bestuursrechter merkte tenslotte op dat er geen enkele aanwijzing was dat het bestuursorgaan niet in gebreke was gebleven.

De eindconclusie? Iedereen die zich niet houdt aan bepaalde vormvereisten, zoals het fysiek ondertekenen van (hoger) beroepschriften onder de Awb (bijvoorbeeld in het kader van mededingingsrecht) loopt het risico om niet-ontvankelijk te worden verklaard in hoger beroep.

Wil je meer weten?

Stuur dan een mail naar Adriaan Buyserd

Wil je op de hoogte blijven? 

Download dan hier onze eBooks en nieuwsbrieven.