Hoe kunt u voorkomen dat een vordering op uw onderneming wordt overgedragen of verpand?

expertise:

Corporate law - M&A

newsletter:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

This field is for validation purposes and should be left unchanged.

09 March 2022

Inleiding

Het kan zomaar voorkomen dat uw oorspronkelijke schuldeiser de vordering die hij op u heeft aan een andere partij overdraagt of verpandt. Het gevolg kan zijn dat u met een schuldeiser te maken krijgt die andere (strengere) eisen stelt dan uw eerdere schuldeiser. U kunt dit voorkomen door af te spreken dat de vordering die de schuldeiser op u heeft niet overgedragen of verpand kan worden aan een derde.

Goederenrechtelijke en verbintenisrechtelijke werking

Van belang is het verschil tussen goederenrechtelijke werking en verbintenisrechtelijke werking. Een verbintenisrechtelijke werking geldt slechts tussen de partijen die een beding overeen zijn gekomen. Dit betekent dat een derde zich niet aan dit beding hoeft te houden. Goederenrechtelijke werking geldt echter wel jegens derden. Om de overdracht of verpanding aan derden te voorkomen, is het belangrijk dat het beding goederenrechtelijke werking heeft. U dient ervoor te zorgen dat het beding zo uitgelegd wordt dat het goederenrechtelijke werking heeft.

Algemeen uitgangspunt

De Hoge Raad heeft in het arrest Coface/Intergamma (HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:682) geoordeeld dat een contractueel beding dat strekt tot een verbod op overdracht of verpanding uitsluitend verbintenisrechtelijke werking heeft, tenzij uit de formulering van het geding duidelijk blijkt dat goederenrechtelijke werking is bedoeld.

Voorbeeld

Ik geef een voorbeeld van een contractueel verbod op verpanding of overdracht:

“Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever is het de opdrachtnemer niet toegestaan vorderingen die de opdrachtnemer ingevolge een overeenkomst met de opdrachtgever heeft of zal verkrijgen (waaronder het eventueel in de prijs begrepen verschuldigde bedrag aan premies, sociale verzekeringen en loonbelasting, waarvoor de opdrachtgever ingevolge de wet aansprakelijk is) aan derden te cederen, te verpanden of anderszins te bewaren of over te dragen.”

Uit de bewoordingen van het verbod blijkt niet duidelijk dat er met het verbod goederenrechtelijke werking beoogd is. Dit is dus nìet een goed geformuleerd beding.

Advies

Mocht u een beding willen opnemen dat goederenrechtelijke werking heeft ten aanzien van een vordering, dan adviseren wij u om de bewoordingen daarvoor zorgvuldig uit te kiezen. Voldoende is dus niet dat het beding inhoudt dat niet overgedragen of verpand – mag – worden. Bepaald moet ook worden dat, kort gezegd, een en ander niet kan. Wij kunnen u daarbij van advies voorzien. Uit het beding moet duidelijk blijken dat u beoogd heeft het beding goederenrechtelijke werking te geven.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel of heeft u andere ondernemingsrechtelijke vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Marc Janssen of één van de andere leden van de sectie Ondernemingsrecht.