Tijdig klagen jegens bestuurder over onbehoorlijke taakvervulling noodzakelijk?

newsletter:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

This field is for validation purposes and should be left unchanged.

15 May 2024

Inleiding

In deze recent (op 2 april 2024) door de Hoge Raad besliste zaak gaat het om het volgende.

Bestuurder is door Parkdale, die hij heeft bestuurd, in rechte aangesproken vanwege zijn rol bij het beheer van haar gelden. In cassatie speelt onder meer de aanspraak van Parkdale jegens hem uit hoofde van artikel 2:9 BW.

Met de benoeming van een bestuurder als zodanig ontstaat tussen die bestuurder en de rechtspersoon een rechtspersonenrechtelijke rechtsverhouding, die meebrengt dat de bestuurder is gebonden aan de wet en de gewoonte, en de statuten, reglementen en besluiten van die rechtspersoon. Die gebondenheid betreft ook artikel 2:9 lid 1 BW. Daarin is bepaald dat elke bestuurder tegenover de rechtspersoon is gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Een bestuurder die zijn taak als bestuurder niet behoorlijk vervult, is daarvoor aansprakelijk als hem daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

Indien een bestuurder aansprakelijk is op de voet van artikel 2:9 lid 1 BW, zijn medebestuurders voor het onbehoorlijk bestuur ingevolge artikel 2:9 lid 2 BW in beginsel hoofdelijk aansprakelijk.

Oordeel hof

Voor zover al sprake is van gebreken in door de bestuurder verrichte prestaties, heeft hij aangevoerd dat daarover niet is geklaagd binnen bekwame termijn, nadat Parkdale deze heeft ontdekt of had moeten ontdekken, zoals artikel 6:89 BW vereist.

Artikel 6:89 BW bepaalt dat een schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd.

Bij interne bestuurdersaansprakelijkheid geldt volgens het hof als uitgangspunt dat de vennootschapsrechtelijke verhouding tussen de bestuurder en de rechtspersoon specifieke, in de wet geregelde rechten en plichten meebrengt. De aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover de rechtspersoon op grond van artikel 2:9 BW is gebaseerd op de verplichting van de bestuurder om daaraan invulling te geven. Die bepaling is naar het oordeel van het hof op zichzelf echter geen bron van een verbintenis tussen bestuurder en rechtspersoon tot het verrichten van enige concrete prestatie. Schending van de daarin geregelde verplichting resulteert volgens het hof daarom niet in een verbintenis waarop artikel 6:89 BW van toepassing is. Het hof wijst de vordering tegen de bestuurder toe.

In cassatie klaagt de bestuurder over de verwerping van zijn klachtplichtverweer in de zin van artikel 6:89 BW.

Oordeel van de Hoge Raad

Een redelijke wetsuitleg brengt naar het oordeel van de Hoge Raad mee dat aan een bestuurder ter afwering van zijn aansprakelijkheid op de voet van artikel 2:9 BW jegens de rechtspersoon, geen beroep kan toekomen op artikel 6:89 BW: dit vloeit voort uit de aard van de rechtsverhouding tussen bestuurder en rechtspersoon en uit de omstandigheid dat een rechtspersoon bezwaarlijk kan worden tegengeworpen dat de bestuurder tijdens zijn aanstelling ter zake van onbehoorlijke taakvervulling door hemzelf als bestuurder tegenover de rechtspersoon, nalaat namens die rechtspersoon te protesteren bij zichzelf.

Het voorgaande geldt volgens de Hoge Raad eveneens voor de ingevolge artikel 2:9 lid 2 BW hoofdelijk met die bestuurder verbonden medebestuurders nu onder meer de collegiale verhoudingen binnen het bestuur kunnen bemoeilijken dat binnen bekwame tijd wordt geprotesteerd tegen onbehoorlijke taakvervulling van een medebestuurder.

Advies voor de praktijk

Een (oud) bestuurder kan zich dus niet veilig achten, indien hij een tijdje niets heeft gehoord. Een claim op grond van interne bestuurdersaansprakelijkheid is dan nog steeds mogelijk.

Een aansprakelijkheidsclaim van een rechtspersoon jegens de (oud)bestuurder kan wel op andere gronden worden gepareerd, bijvoorbeeld omdat er sprake is van rechtswerking, verjaring of decharge.

Het is dus goed dat een (oud) bestuurder, die vreest dat hij aansprakelijk wordt gesteld en in ieder geval indien aansprakelijkheidsstelling plaatsvindt, zich laat adviseren over zijn rechtspositie, ook met betrekking tot verweren als hiervoor genoemd.

Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog of heeft u andere vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Marc Janssen of met één van de andere leden van de sectie Ondernemingsrecht/Procedures & Geschillenbeslechting.