Verzuim schuldenaar of toch niet (meer)?

expertise:

Litigation & Dispute Resolution

newsletter:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

This field is for validation purposes and should be left unchanged.

23 April 2024

Inleiding

Op 12 april 2024 heeft de hoogste civiele rechter, de Hoge Raad, geoordeeld over een voor de B2B-praktijk belangrijke kwestie.

Het gaat in die zaak over de omvang van de schade die de koper heeft geleden als gevolg van het tekortschieten van de verkopers in de nakoming van de verplichting tot levering van een perceel.

De vraag is wat het tijdstip is waarop het verzuim van de verkopers is ingetreden. Het hof heeft geoordeeld dat de verkopers, hoewel de koper uit een op zichzelf duidelijke mededeling van de verkopers kon afleiden dat zij in de nakoming van de verbintenis tekort zouden schieten, toch niet in verzuim waren. Het hof verwijst naar (onder meer) een brief van de advocaat van de koper waarbij hij de verkopers toen nog een termijn had gesteld om te laten weten dat zij alsnog bereid waren om na te komen.

Wettelijk systeem

Gedurende de tijd dat de juiste prestatie uitblijft nadat zij opeisbaar is geworden, is de schuldenaar in verzuim. Soms treedt het verzuim pas in, nadat de schuldeiser een ingebrekestelling heeft gezonden aan de schuldenaar. Een ingebrekestelling is een schriftelijke aanmaning, waarbij de schuldenaar een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld en hij aansprakelijk wordt gesteld voor alle schade, wanneer nakoming binnen deze termijn uitblijft.

Onder ‘schriftelijk’ wordt in dit geval ook verstaan per e-mail of deurwaardersexploot. In een ingebrekestelling moet de schuldeiser duidelijk aangeven van welke specifieke verbintenis hij alsnog nakoming verlangt. Of een termijn voor nakoming redelijk is, hangt af van alle omstandigheden van het geval (zoals de duur van de termijn, de aard van de prestatie en de benodigde, voorbereidende handelingen).

In twee gevallen kan de schuldeiser volstaan met een schriftelijke mededeling met daarin een aansprakelijkheidstelling, namelijk wanneer de schuldenaar tijdelijk niet kan nakomen (bijvoorbeeld bij een in- of uitvoerverbod) of uit zijn houding blijkt dat een aanmaning nutteloos zou zijn (bijvoorbeeld door uitlatingen jegens derden).

Laat de schuldenaar weten aan de schuldeiser dat hij niet zal nakomen, zoals in deze door de Hoge Raad besliste zaak, (of kan de schuldeiser dat afleiden uit een mededeling van de schuldenaar), dan is de schuldenaar van rechtswege (dus zonder ingebrekestelling) vanaf dat moment in verzuim.

De schuldenaar is eveneens van rechtswege in verzuim als een voor de voldoening bepaalde termijn verstrijkt, zonder dat de verbintenis wordt nagekomen.

Fatale termijn

Hoofdregel is dat alle, in een overeenkomst voor de nakoming gestelde termijnen, fatale termijnen zijn. Dat geldt ook voor uitdrukkelijk overeengekomen betalingstermijnen. Uit de aard van de overeenkomst, de aard van de verbintenis in kwestie of de overige omstandigheden van het geval kan echter volgen dat de termijn geen fataal karakter heeft. Het is daarom verstandig uitdrukkelijk vast te leggen dat een termijn fataal is.

Belang van verzuim

Waarom is het belangrijk dat de schuldenaar in verzuim is? Vanaf dat moment kan de schuldeiser ontbinding vorderen van de overeenkomst, indien de schuldenaar tekortschiet. Ook heeft de schuldeiser vanaf dat moment recht op (aanvullende) schadevergoeding op grond van wanprestatie.

Hoge Raad

In de hier besproken uitspraak stelt de Hoge Raad voorop dat het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten. Als de desbetreffende verbintenis opeisbaar is, treedt het verzuim dan van rechtswege in.

Dat een schuldeiser na het intreden van het verzuim de schuldenaar in de gelegenheid stelt om alsnog na te komen, betekent volgens de Hoge Raad niet dat de schuldeiser afstand doet van zijn recht om zich op het eerder ingetreden verzuim te beroepen, of dat recht verwerkt.

Het hof heeft vastgesteld dat de brief van de verkopers van 19 januari 2017 een duidelijke mededeling bevat waaruit de koper kon afleiden dat de verkopers in de nakoming zouden tekortschieten. Daarmee is het verzuim van rechtswege ingetreden.

In de brief van 20 januari 2017 heeft de koper het aanbod dat hij aan de verkopers eerder had gedaan verlengd, en met de brief van 1 februari 2017 heeft hij de verkopers in de gelegenheid gesteld om alsnog na te komen. Dit betekent niet dat de koper op het op 19 januari 2017 ingetreden verzuim geen beroep meer kon doen, aangezien de verkopers op dit aanbod niet zijn ingegaan en deze gelegenheid niet hebben benut.

Praktijktip

Uit een en ander blijkt dat het zorgvuldig opstellen van B2B-contracten ook van belang is voor beantwoording van de vraag wanneer er sprake is van wanprestatie, verzuim en/of een ingebrekestelling vereist is en, zo ja, wat deze moet bevatten (e.g. welke termijn).

Afgezien daarvan is van belang -tijdig- advies in te winnen over de vraag wat te doen bij een tekortkoming van de wederpartij: Is het noodzakelijk de wederpartij (opnieuw) in verzuim te stellen door een ingebrekestelling? Wat moet daar dan precies instaan?

Uw verdere rechtspositie als crediteur (e.g. schadevergoeding en/of ontbinding) wordt daardoor bepaald.

Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog of heeft u andere ondernemingsrechtelijke vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Marc Janssen of met een van de andere leden van de sectie Procedures & Geschillenbeslechting.